90 3M™ Bair Hugger™- verwarmingsunit Model 675 – Onderhoudshandleiding
5. Wacht totdat de weergegeven temperatuur op de lcd-display van de
verwarmingsunit zich stabiliseert op 43°C (± 0,1°C (ongeveer 3-5minuten).
6. Vergelijk de op de lcd-display getoonde temperatuur met de temperatuur van
de thermokoppelmonitor(testkit).
• Als de temperaturen overeenstemmen, druk dan op de knop
Omgevingstemperatuur om dit te bewaren en terug te keren naar het
hoofdscherm Diagnosemodus.
• Stemmen de temperaturen niet overeen, pas dan de weergegeven
temperatuur op de verwarmingsunitaan:
a. Druk op de knop 32om de temperatuur te doen dalen of op de knop
38om de temperatuurwaarde OFFSET met 0,1°C te doenstijgen.
b. Wacht totdat de weergegeven temperatuur DISPLAY van de
verwarmingsunit zich stabiliseert op 43°C ± 0,1°C.
c. Blijf op de knop(pen) 32 of 38drukken totdat de temperatuur DISPLAY
op het lcd-scherm zo dicht mogelijk bij de temperatuur van de
thermokoppelmonitorligt.
d. Druk op de knop Omgevingstemperatuur om de offsetinstelling
tebewaren.
e. Druk op de knop Diagnosemodus om terug te keren naar het
hoofdscherm Diagnosemodus of op de aan/uit-knop om terug te keren
naar de Slaapmodus.
Opmerking: Wanneer u een offsetwaarde van meer dan ± 10°C moet instellen, is er
mogelijk een defect aan de sensor van de verwarmingsunit. Stel de unit buiten werking
totdat hij kan wordengerepareerd.
Het oververhittingsdetectiesysteemtesten
WAARSCHUWING
Voer de oververhittingsdetectietest niet uit terwijl de verwarmingsunit wordt gebruikt
voorwarmtetherapie.
OPGELET
Sluit elke verwarmingsunit die wordt getest aan op een afzonderlijkestroombron.
Servicefrequentie
Om de 12maanden of 500bedrijfsuren.
Gereedschap/uitrusting
• Temperatuurtestapparaat model22110
• Gekalibreerdethermokoppelmonitor
Werkwijze
1. Sluit de verwarmingsunit aan op een naar behoren geaarde stroombron. De unit
voert een zelftest uit en schakelt automatisch in de Stand-bymodus.
Opmerking: De kamertemperatuur moet ≥ 20 °C bedragen.
2. Sluit de temperatuurtestunit aan op het slanguiteinde van de verwarmingsunit
door het slanguiteinde volledig tot aan de slangstopflens teduwen.
3. Open de Diagnosemodus (zie de rubriek Diagnosemodus).
4. Ga naar de menuoptie OVERVERHITTINGSTEST en druk op de knop
Omgevingstemperatuur. De verwarmingsunit staat nu in de modus
OVERVERHITTINGSTEST. In deze modus voert de verwarmingsunit de volgende
takenuit:
a. De ventilator is 3minuten lang inbedrijf.
b. De verwarmingselementen blijvenUITGESCHAKELD.
c. Op het lcd-scherm staat ‹VOORBEREIDEN OP OVERVERHITTINGSTEST›
5. Na 3minuten voert de verwarmingsunit de volgende takenuit:
a. De ventilator blijftINGESCHAKELD.
b. De verwarmingselementen wordenINGESCHAKELD.
c. De oververhittingstimer wordtgeactiveerd.
d. Op het lcd-scherm staat ‹TEST INVOORTGANG›.
6. Wacht totdat de verwarmingsunit de oververhittingstest heeft voltooid (max.
210seconden). Wanneer de test is voltooid, voert de verwarmingsunit de
volgende takenuit:
a. De verwarmingselementen wordenUITGESCHAKELD.
b. De ventilator wordtUITGESCHAKELD.
c. Er klinkt een geluidsalarm als de oververhittingstest met succes
isvoltooid.
d. Op de lcd-display verschijnt ‹OVERVERHITTINGSSENSOR
GEDETECTEERD NA xx SECONDEN LOSKOPPELEN OM TERUG TE
STELLEN› als de oververhittingstest met succes isvoltooid.
e. Op de lcd-display verschijnt ‹OVERVERHITTINGSSENSOR NIET
GEDETECTEERD LOSKOPPELEN OM TERUG TE STELLEN› als de
oververhittingstest niet met succes isvoltooid.
Opmerking: Als op de lcd-display verschijnt
‹OVERVERHITTINGSSENSOR NIET GEDETECTEERD LOSKOPPELEN
OM TERUG TE STELLEN›, stel de verwarmingsunit dan niet terug in
werking en neem contact op met de technische ondersteuningsdienst
van3M.
7. Controleer of de ventilator wordtuitgeschakeld.
8. Controleer of de maximale temperatuur die door de temperatuurtestunit aan het
slanguiteinde wordt gemeten minder dan 56°Cbedraagt.
Opmerking: Als dit meer dan 56°C bedraagt of als de ventilator niet wordt
uitgeschakeld, stel de verwarmingsunit dan niet terug in werking en neem
contact op met de technische ondersteuningsdienst van3M.
9. Trek de stekker van de verwarmingsunit uit het stopcontact om de normale
werking ervan teherstellen.
10. Laat de unit minstens vijf minuten afkoelen alvorens hem weer in werking
testellen.
Het logboek met foutcodesraadplegen
Servicefrequentie
Zo vaak alsnodig.
Gereedschap/uitrusting
Nietvereist.
Werkwijze
1. Sluit de verwarmingsunit aan op een naar behoren geaarde stroombron. De unit
voert een zelftest uit en schakelt automatisch in de Slaapmodus.
2. Open de Diagnosemodus (zie de rubriek Diagnosemodus).
3. Ga naar de menuoptie FOUTENLOGBOEK en druk op de knop
Omgevingstemperatuur. De verwarmingsunit staat nu in de modus
FOUTENLOGBOEK. In deze modus voert de verwarmingsunit de volgende
takenuit:
a. De ventilator blijftUITGESCHAKELD.
b. De verwarmingselementen blijvenUITGESCHAKELD.
c. De lcd-display toont defoutcodes.
4. Druk op de knoppen 32en 38om door de foutcodes in het logboek te scrollen.
De temperatuurregelunit slaat maximaal 20foutcodesop.
In de onderstaande tabel worden de beschikbare foutcodes en storingen omschreven.
Zie de rubriek ‹Problemen oplossen› voor meerinformatie.
Foutcode Storing
01 Defectregelingssensor
02 Oververhitting regelingssensor boven 47°C
03 Defectbewakingssensor
04 Oververhitting bewakings- ofregelingssensor
50 Toets dievastzit
51 Defectventilator
52 Defectbewakingstimer
70 Temperatuur hoger dantemperatuurbereik
71 Temperatuur lager dantemperatuurbereik
72 Tempo temperatuurstijging tetraag
73 Discrepantie tussen regelingssensor enbewakingssensor
Algemeen onderhoud enopslag
Servicefrequentie
Wanneernodig.
Reinigingsinstructies
1. Koppel de verwarmingsunit los van de stroombron alvorens deze tereinigen.
2. De reiniging moet worden uitgevoerd volgens de richtlijnen van uw instelling
voor de reiniging van OK-apparatuur. Veeg de verwarmingsunit, de buitenkant
van de slang van de verwarmingsunit en andere oppervlakken die mogelijk zijn
aangeraakt na elk gebruik schoon. Gebruik een vochtige, zachte doek en een mild
reinigingsmiddel dat is goedgekeurd voor gebruik in ziekenhuizen, kiemdodende
wegwerpdoekjes, desinfecterende doekjes of een antimicrobiële spray.
3. Laat aan de lucht drogen of droog af met een nieuwe schone, zachtedoek.
KENNISGEVING:
• Gebruik geen reinigingsoplossingen met meer dan 80% alcohol of solventen,
waaronder aceton en verdunner, om de verwarmingsunit of slang te reinigen.
Solventen kunnen de labels en andere kunststoffen onderdelenbeschadigen.
• Dompel de BairHugger-verwarmingsunit niet onder in een vloeistof
en steriliseer deze niet, aangezien dit schade kan toebrengen aan de
verwarmingsunit of onderdelenervan.
Opslag
Bewaar alle onderdelen op een koele, droge plaats wanneer ze niet in gebruikzijn.