62 MU 100 – 6721804146 (2019/10)
4 Inbedrijfstelling
Sluit alle elektrische aansluitingen correct aan en voer pas
daarna de inbedrijfstelling uit!
▶ Neem de installatiehandleidingen van alle componenten en
bouwgroepen van de installatie in acht.
▶ Schakel de voedingsspanning alleen in als de codeerscha-
kelaar is ingesteld.
▶ Wanneer een bedieningseenheid is aangesloten, wordt
aanbevolen de configuratie-assistent te starten.
OPMERKING:
Schade aan de installatie door een defecte pomp!
▶ Vul en ontlucht de installatie voor het inschakelen, zodat de
pompen niet drooglopen.
4.1 Codeerschakelaar instellen
Codeerschakelaar met bedrijfsindicatie van de module en
toestandsindicatie van de aangesloten warmteproducent of
module:
Afb. 5 Codeerschakelaar met toestandsindicatie van de
module en toestandsindicatie van de aangesloten
warmteproducent of module
Tabel 7 Codering en functie
4.2 Inbedrijfstelling van de installatie en de
module
Wanneer een bedieningseenheid is aangesloten, de automati-
sche configuratieassistent starten.
OPMERKING:
Gevaar van gegevensverlies bij combinatie met MC 400
Respecteer de volgorde van de inbedrijfstelling.
▶ Eerst de warmteproducent met MU 100, dan MC 400 in
bedrijf nemen.
0 010 013 313-001
Codering Functie van de module
Sturing 2e magneetventiel
Uitgang storing
Aanvoertemperatuurregeling van de
warmteproducent
Vermogenssturing van de
warmteproducent
Pompregeling met 0-10 V
Pompregeling met
PWM-signaal
0
1)
1) Uit (uitleveringstoestand)
– – – – – –
1 – –
2 – –
3
2)
2) Voor eenvoudige systemen, die met de
standaardinstellingen werken, is in de standen 3 en 4 geen
regelaar CW 400/RC310 nodig. Deze is optioneel.
– – –
4
2)
– – –
5 – – – –
6-10
3)
3) Niet gebruikt
– – – – – –