10
Ondersteunende werking
Ondersteunende
werking starten
3. (+) laadklem met de pluskabel van het te voeden systeem verbinden
4. (-) laadklem met de massapool van het te voeden systeem of bij boordnetten van
auto’s met de carrosserie (bijv. het motorblok) verbinden.
5. Het laadapparaat start met de externe voeding
1.
Belangrijk! Ondersteunende werking handmatig starten, wanneer:
- er geen accu in het voertuig is aangesloten
- de accuspanning van de aangesloten accu < 1,0 V bedraagt
1. Na het aansluiten van de laadklemmen, Start/Stop toets ca. 5 seconden indrukken
WAARSCHUWING! Gevaar van ernstige materiële schade door onjuist aan-
gesloten laadklemmen. Beveiliging tegen ompolen van de laadklemmen is niet
actief bij handmatig starten van de externe voeding. Laadklemmen op de juiste
polen aansluiten en op correcte elektrische verbinding met het voedende
systeem letten.
Ondersteunende
werking handma-
tig starten
2. Voor de ondersteunende werking modus FSV kiezen
2. Voor een correcte aansluiting van de laadklemmen zorgen
3. Ondersteunende werking starten