Hardware-instellingen configureren
1. Druk op MENU.
2. Selecteer Hardware Setup (hardware-instellingen).
3. Selecteer een optie.
Optie Beschrijving
Sampler Site ID (site-id)—Geeft de naam op voor de monsternamelocatie (16 tekens).
Rinses (spoelingen)—Het aantal keren dat de inlaatslang moet worden
gespoeld voordat elk monster wordt genomen (0 tot 3). Sample Retries
(herhaalde monsternames)—Stelt in hoe vaak de monstername opnieuw wordt
geprobeerd als een monstername mislukt (0 tot 3).
Configure Sensors
(sensoren configureren)
Configureert de aangesloten sensoren. Raadpleeg De sensoren configureren
op pagina 178.
AUX- en I/O-poort Type—Configureert de AUX I/O poort. Raadpleeg De AUX I/O-poort configureren
op pagina 181.
Liquid Detect
(vloeistofsensor)
Schakelt de vloeistofsensor in of uit. Kalibreert de vloeistofsensor
2
.
Enabled (ingeschakeld) (standaard)—Selecteer 'ingeschakeld' om de
vloeistofsensor te gebruiken en vloeistof in de slang te detecteren. Dit is
belangrijk deel van volumenauwkeurigheid en herhaalbaarheid. Zorg dat
'ingeschakeld' wordt geselecteerd in toepassingen waar het vloeistofpeil kan
veranderen. Disabled (uitgeschakeld)—Selecteer 'uitgeschakeld' wanneer het
monster wordt genomen uit een drukleiding of wanneer de sampler onder de
samplerbron staat, wat kan resulteren in vastgehouden water.
Regen- en RS485-poort Configureert de Regenpoort voor aansluiting op de Hach regenmeter met
kiepende emmer of RS485-communicatie. Opties: Regen of RS485.
Wanneer RS485 wordt geselecteerd, worden het Modbus-adres (1 tot 255), de
baud-rate (9600, 19200, 38400, 57600 of 115200) en de pariteit (Geen, even of
oneven) aangepast.
Thermal (temperatuur)
(weersbestendige
gekoelde sampler)
Stelt de temperatuur in de gekoelde kast van de weersbestendige gekoelde
sampler in. Opties: 2,00 tot 10,00 °C (standaard: 4,00 °C) Kalibreert de
temperatuur in de gekoelde kast van de weersbestendige gekoelde sampler.
De sensoren configureren
1. Druk op MENU.
2. Selecteer Hardware Setup (hardware-instellingen)>Configure Sensors (sensoren
configureren)>[Selecteer sensor].
3. Selecteer een optie.
Opmerking: Niet alle volgende opties zijn van toepassing op alle sensoren.
Raadpleeg Tabel 4 voor beschrijvingen van alle pH-sensorinstellingen. Raadpleeg Tabel 5 voor
beschrijvingen van alle US900x-sensorinstellingen. Raadpleeg Tabel 6 voor beschrijvingen van
alle AV9000-sensorinstellingen.
Optie Omschrijving
Setup Wizard (instellingenwizard) Configureert alle sensorinstellingen. Kalibreert de sensor. Volg
de instructies op het scherm om de procedures te voltooien.
Raadpleeg De sensoren kalibreren op pagina 192.
Kalibratie Kalibreert de sensor. Raadpleeg De sensoren kalibreren
op pagina 192.
Basic Settings (basisinstellingen) Configureert de basisinstellingen van de sensor.
Flow Settings (flowinstellingen) Configureert de sensorinstellingen die worden gebruikt om de
flow te berekenen.
2
Kalibreer de vloeistofsensor alleen met hulp van de technische ondersteuning.
178 Nederlands