3. Selecteer een optie.
Optie Beschrijving
Onmiddellijk bij
'Run' (uitvoeren)
Het monsternameprogramma start wanneer op RUN/HALT (uitvoeren/onderbreken)
wordt gedrukt.
On Trigger (bij
trigger)
Het monsternameprogramma start (of start en stopt) wanneer een trigger plaatsvindt.
De trigger is een geselecteerd kanaalalarm of een signaal van een externe flowmeter
of een apparaat van derden dat is aangesloten op de AUX I/O-poort. Raadpleeg Het
programma bij een trigger starten (optioneel) op pagina 188.
After Delay (na
vertraging)
Wanneer op RUN/HALT (uitvoeren/onderbreken) wordt gedrukt, start het
monsternameprogramma na de geselecteerde vertraging. Raadpleeg Tabel 7 voor de
vertragingsopties. Raadpleeg de uitgebreide gebruikershandleiding op de website van
de fabrikant voor beschrijvingen van alle opties.
On Schedule (op
schema)
Het monsternameprogramma start op de geselecteerde dag(en) van de week en
tijd(en). Selecteer maximaal 12 intervallen voor het schema.
Delay (vertraging)—Stelt in dat het monsternameprogramma start op de eerste
geplande dag en tijd na een geselecteerde vertraging. De vertraging is slechts één tijd.
Raadpleeg Tabel 7 voor de vertragingsopties. Schedule Intervals (intervallen
schema)—Stelt het aantal schema-intervallen in (1 tot 12). Edit Schedule (schema
bewerken)—Stelt de startdag en -tijd en de stopdag en -tijd in voor elk schema-
interval.
Tabel 7 Vertragingsopties
Type Beschrijving
None (geen) Het monsternameprogramma start zonder vertraging.
Data and Time
(datum en tijd)
Het monsternameprogramma start na een ingestelde datum en tijd.
Time Duration
(tijdsduur)
Het monsternameprogramma start na een ingestelde tijdsduur.
Flow Duration
(flowduur)
Het monsternameprogramma start nadat een ingesteld flowvolume zich voordoet.
Selecteer de bron van de flowmeting.
AUX-Pulse (of AUX-mA)—Een externe flowmeter of apparaat van derden dat op de AUX
I/O-poort is aangesloten. Flow 1 (of 2)—Een sensor die is aangesloten op de poort voor
Sensor 1 (of 2). IO 1 (of IO 2)—Analoge ingang IO 1 (of IO 2) van de optionele IO9000-
module.
Opmerking: Een flowmeting die wordt geleverd via een sensorpoort of door de IO9000-module is alleen
te selecteren nadat er is geselecteerd dat de meting in het gegevenslogboek wordt geregistreerd.
Het programma bij een trigger starten (optioneel)
Om monstername tijdens storingen in te schakelen, configureert u de sampler om bij een trigger te
starten.
1. Druk op MENU.
2. Ga naar Programming (programmeren)>Sampler Programming (monster
programmeren)>Program Start (programma starten)>On Trigger (bij trigger).
3. Selecteer een optie.
Optie Beschrijving
Setpoint
(instelwaarde)
Stelt in dat het monsternameprogramma start wanneer een of meer van de
geselecteerde kanaalalarmen zich voordoen.
External AUX (externe
AUX)
Stelt in dat het monsternameprogramma start wanneer de externe flowmeter of een
apparaat van derden dat is aangesloten op de AUX I/O-poort een signaal naar de
sampler stuurt. Raadpleeg de documentatie van de flowmeter voor het
configureren van het signaal.
188 Nederlands