13
Nederlands
5.1.3 Audioapparatuur
Sluit apparatuur met lijnuitgangsniveau (cd-spe-
ler, cassettedeck, tuner, mengpaneel etc.) en
gebalanceerde uitgangssignalen aan op de XLR-
jacks MIC / LINE INPUT (20), en druk de overeen-
komstige toets MIC / LINE (8) in (positie LINE).
Sluit bij stereosignalen elk stereokanaal op een
eigen ingang aan.
Sluit apparatuur met gebalanceerde uit-
gangssignalen aan op de cinch-jacks LINE
INPUT CH 7 tot CH 10 (18). Stereosignalen op de
betreffende jacks LEFT en RIGHT worden in het
apparaat tot een monosomsignaal gemengd.
Met de betreffende keuzeschakelaar MIC /
LINE(8) kunt u tussen de toestellen op de cinch-
jacks en de microfoons op de XLR-aansluitingen
MIC INPUT(19) schakelen.
Geluidsbronnen met ongebalanceerde uit-
gangssignalen kunnen ook op de XLR-jacks (20)
van de kanalen CH 2 tot CH 6 worden aange-
sloten, wanneer er een adapter wordt gebruikt,
waarbij de XLR-contacten 1 en 3 overbrugd zijn.
Om de geluidsbron niet te beschadigen moet de
fantoomvoeding voor deze jack absoluut uitge-
schakeld zijn [schakelaar PH. PWR (7) = OFF]!
5.2 Toetsmodule voor afstands-
bediening van het gongsignaal
Om het gongsignaal afstandsbediend te kunnen
activeren, zijn er op de voorversterker aansluitin-
gen voorzien voor een toetsmodule. Verbind de
toetsmodule met de steekschroefaansluitingen
CHIME REMOTE* (22).
5.3 Eindversterker
Sluit één eindversterker met twee kanalen of
twee eindversterkers met één kanaal aan op de
XLR-aansluitingen OUTPUT 1 en 2 (16).
Indien slechts één PA-bereik vereist is, sluit
u een eindversterker met één kanaal aan op de
jack OUTPUT 1, en plaatst u alle schuifschake-
laars OUTPUT (2, 5) in de stand “1”.
5.4 Opnameapparaat
U kunt een audio-opnameapparaat aansluiten
op de jacks REC (17). Het opnameniveau is onaf-
hankelijk van de instelling van de regelaars LEVEL
(12) voor de beide uitgangen. Het signaal van
uitgang1 wordt naar de witte jack LEFT gestuurd,
het signaal van uitgang 2 naar de rode jack RIGHT.
5.5 Netvoeding en noodstroomvoeding
Als de versterker bij een stroomuitval verder
moet werken, sluit u op de steekschroefklem-
men 24 V⎓* (15) een noodvoeding van 24 V
aan (bv. PA-24ESP).
Opmerking: Als de 24 V-spanning van de nood-
stroomeenheid op de aansluitingen 24 V⎓ staat,
kunt u de PA-1414MX met de toets POWER (13)
niet uitschakelen. In geval van een stroomonderbre-
king of als u voor uitschakelen op de toets POWER
drukt, schakelt het apparaat automatisch naar de
noodvoeding om.
Plug ten slotte de stekker van het netsnoer (14)
in een stopcontact (230 V/ 50 Hz).
6 Bediening
Om rondzingen en schakelploppen te vermijden,
schakelt u de PA-1414MX niet in vóór stap 5).
1)
Plaats alle niveauregelaars LEVEL (4) en de
beide uitgangsregelaars LEVEL (12) in de
stand “0”.
2)
Selecteer voor de kanalen 1 tot 3 de prioriteit:
Kanaal 1: op de aangesloten PTT-microfoon
(PRIORITY = ON),
Kanaal 2 en 3: met de schakelaars PRI-2 / PRI-3
(9). In de onderste stand ON is de voorrang
geactiveerd.
3)
Selecteer met de schuifschakelaar OUTPUT
(5) voor elk kanaal afzonderlijk op welke
uitgang, d.w.z. op welk PA-bereik het be-
treffende kanaal geschakeld moet worden:
Uitgang 1, 1 + 2 of 2.
4) Stel voor de kanalen CH 2 tot CH 10 telkens
met de toets MIC / LINE (8) in, welk apparaat
is aangesloten.
To ets uitgeschakeld:
voor microfoons
To ets ingedrukt:
voor audioapparatuur met lijnuitgang
(mp3 /cd-speler, tuner, mengpaneel etc.)
Bovendien kunt u bij elk van de kanalen CH 7
tot CH 10 met de schakelaar MIC / LINE scha-
kelen tussen een microfoon op de XLR-aan-
sluiting (19) en een apparaat op de cinch-
jacks (18).
5)
Schakel de PA-1414MX in met de POWER-
toets (13). De POWER-LED naast de toets licht
op. Schakel de geluidsinstallatie volledig in.
Als er een noodstroomvoeding is aan-
gesloten, schakelt de PA-1414MX in geval
van een stroomonderbreking automatisch
om naar de noodstroomvoeding.
6) Draai de beide uitgangsregelaars LEVEL (12)
iets
2
⁄3 open. Stel het geluidsvolume van de
aangesloten microfoons en audioapparatuur
in met de overeenkomstige regelaars LEVEL
(4). Voor alle ongebruikte kanalen laat u de
regelaars in de nulstand (“0”) staan.
7)
Stel de klank voor de beide uitgangen telkens
afzonderlijk in met behulp van de regelaars
(11) BASS voor de lage tonen en TREBLE voor
de hoge tonen.
8)
Ten slotte stelt u met de beide regelaars LEVEL
(12) het gewenste totale geluidsvolume voor
de uitgangen in. Bij de luidste passages mag
enkel de groene LED “0” van de niveauweer-
gave (10) oplichten. Bij oversturing licht de
rode LED “+3” op. In dit geval moet u het
geluidsvolume met de overeenkomstige
regelaar verminderen.
6.1 Gongsignaal
1)
Schakel het gongsignaal met de schuif-
schakelaar OUTPUT (2) naar de uitgang 1,
1 + 2 of 2.
2)
Voor een aankondiging kunt u het gong-
signaal activeren met de toets (3) of met
een bijkomende drukknop op de aansluiting
CHIME REMOTE (22). Als het gongsignaal
weerklinkt, worden de kanalen 4 tot 10 ge-
dempt voor de uitgangen, waarop ook het
gongsignaal is aangesloten.
3)
Stel het gongvolume in met de regelaar
CHIME (1).
6.1.1 Gongklank kiezen en filter voor de
microfooningangen inschakelen
Met de jumper CHIME SEL (
☞
afb. 3) kunt u
het gongsignaal instellen:
Stand “2T”: gongsignaal van twee tonen
Stand “4T”: gongsignaal van vier tonen
Stand “SIR”: sirene
Voor de microfooningangen CH 2 tot CH 10
kunt u telkens met de jumper HPF een Low
Cut-filter (200-Hz-hoogdoorlaatfilter) voor het
onderdrukken van contactgeluiden en andere
laagfrequente ruis inschakelen (stand ON).
WAARSCHUWING
Omdat de voorversterker
hiervoor moet worden ge-
opend, mag dit uitsluitend
door een gekwalificeerde
vakman uitgevoerd worden. Trek in elk geval
eerst de netstekker uit het stopcontact, anders
loopt u het risico van een elektrische schok!
6.2 PTT-microfoon PA-4000PTT
(afzonderlijk als toebehoren verkrijgbaar)
De onderstaande bedieningselementen bevin-
den zich op de tafelmicrofoon PA-4000PTT.
1) Indien u bij gebruik van de overspraaktoets
TALK een aankondiging door een gong-
signaal wil laten voorafgaan, plaatst u de
schakelaar CHIME op de achterzijde van het
toestel in de stand ON (onderste stand).
2) Indien de microfoon voorrang moet krijgen
op de kanalen 4 tot 10, plaatst u de schake-
laar PRIORITY in de stand ON.
3)
Houd voor een aankondiging de overspraak-
toets TALK ingedrukt en wacht eventueel op
het gongsignaal.
7 Technische gegevens
Ingangen (gevoeligheid / impedantie)
Mic XLR: � � � � � � � � � � � � � 2,5 mV/ 5 kΩ, gebal�
Line XLR: � � � � � � � � � � � � � 250 mV/ 5 kΩ, gebal�
Line Cinch: � � � � � � � � � � � 250 mV/ 10 kΩ
Fantoomvoeding
voor microfooningangen: � � � +15 V, individueel
schakelbaar
Uitgangen (max� niveau / impedantie; aansluiting)
Output 1, 2:� � � � � � � � � � � 1,2 V/ 200 Ω; XLR
gebalanceerd
Rec: � � � � � � � � � � � � � � � � 0,775 V/ 10 kΩ; Cinch
Frequentiebereik: � � � � � � � � � 20 – 20 000 Hz
(−0,5 dB)
Equalizer
Bass: � � � � � � � � � � � � � � � � 100 Hz, ±10 dB
Treble: � � � � � � � � � � � � � � � 10 kHz, ±10 dB
Kanaalscheiding
Mic: � � � � � � � � � � � � � � � � > 60 dB
Line: � � � � � � � � � � � � � � � � > 75 dB
THD: � � � � � � � � � � � � � � � � � � < 0,05 %
Signaal /ruis-verhouding
Mic: � � � � � � � � � � � � � � � � > 60 dB
Line: � � � � � � � � � � � � � � � � > 75 dB
Omgevings-
temperatuurbereik: � � � � � � � 0 – 40 °C
Voedingsspanning
Netspanning: � � � � � � � � � � 230 V/ 50 Hz
Vermogensverbruik: � � � � � 15 VA
Noodstroomvoeding: � � � � 24 V (⎓)
Gelijkstroomverbruik: � � � � 0,5 A
Afmetingen (B × H × D): � � � 482 × 45 × 240 mm,
1 HE
Gewicht: � � � � � � � � � � � � � � � 3,9 kg
Wijzigingen voorbehouden.
* Om makkelijker te werken, kunt u de schroefklem-
men uit hun stekkerverbinding trekken.
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet be schermd eigendom van MONACOR
®
INTERNATIONAL
GmbH & Co. KG. Een reproductie – ook gedeeltelijk – voor eigen commerciële doeleinden is verboden.