N16/24/27/29/40
Technische gegevens
• N 40 60–80 dB(A)
4Installatie
4.1 Montagehandleiding
N16/24/27/29/40
WAARSCHUWING!Explosiegevaar
De ventilator mag niet in een explosieve omge-
ving worden geplaatst of worden gebruikt voor
het transporteren van brandgevaarlijke of ex-
plosieve gassen/stof.
WAARSCHUWING!Gevaar voor persoonlijk
letsel
• Er moeten beschermgaasjes aan de in en uil-
aat van de ventilator worden gemonteerd,
tenzij de ventilator niet is vastgemonteerd
en rechtstreeks vebonden is met het kanaal-
systeem zie Afbeelding4.
• Kanalen en slangen mogen uitsluitend aan de
N40 ventilatorinlaat worden be-vestigd, zie
Afbeelding5.
Controleer of de ventilator niet is beschadigd tijdens
het transport.
Ventilatoren zonder statief zijn zo ontwikkeld dat ze
rechtstreeks op andere Nederman-producten kunnen
worden gemonteerd.
Indien de ventilator met stander aan de wand of het
plafond is bevestigd, maak gebruik van trillingsbe-
stendige bevestigungsbouten en moeren die zijn af-
gestemd op het wand/plafondmateriaal. De schroe-
ven moeten elk een belasting van 800N aankunnen.
Bij gebruik binnenshuis, en als de ventilator niet op
andere Nederman-producten gemonteerd is, moet de
ventilator zo dicht mogelijk bij de uitlaat in de kamer
gemonteerd worden om zo onderdruk in het kanaal-
systeem te bewerkstelligen.
OPMERKINGEN!
Het luchtafvoerkanaal moet zo recht en zo kort
mogelijk lopen. Drukverlies voor het volledige
systeem moet worden overwogen door de in-
stallatieontwerper of de gebruiker.
4.2Elektrische installatie
WAARSCHUWING!Gevaar voor persoonlijk
letsel
Alle werkzaamheden aan elektronica dienen
door gekwalificeerde elektriciens te worden
uitgevoerd volgens de plaatselijk geldende
verordeningen.
Controleer of de netspanning ter plaatse overeen-
komt met de spanning op de kenplaat van de ventila-
tor. Sluit vervolgens de ventilator aan volgens de aan-
wijzingen in de aansluitdoos van de ventilator. Het
wordt aanbevolen de ventilator te voorzien van een
te blokkeren veiligheidsschakelaar op de hoofdkabel.
Er moet altijd een overstroombeveiliging bij de elektri-
sche installatie zitten.
Bij 1-fase ventilatoren met een standaard motor is
geen regelaandrijving mogelijk. Bij 3-fase ventilatoren
kan een frequentie-omzetter gebruikt worden (max.
frequentie = nominale frequentie).
5Gebruik
5.1Startinstructies
WAARSCHUWING!Gevaar voor persoonlijk
letsel
• De ventilator mag niet gebruikt worden als
de leidingwerk niet is aangesloten, tenzij in
en uitlaat zijn voorzien van goedgekeurde
veiligheidsroosters.
• Bij verblijf in de nabijheid van de ventilator
moeten gehoorbeschermers gebruikt wor-
den.
Controleer of de schroefverbindingen goed vastzit-
ten.
Controleer de aarding van de ventilatormotor.
Start de ventilator en controleer of deze geen over-
matige trillingen of geluiden voortbrengt.
OPMERKINGEN!
Bij 3-fase ventilatoren dient eveneens de
draairichting gecontroleerd te worden (zie de
pijl op de motor). Indien de draairichting onjuist
is dienen twee van de fasen met elkaar verwis-
seld te worden. Zie Afbeelding6.
5.2Gebruik buitenshuis / Afwatering
Indien de ventilator zonder bescherming buitenshuis
wordt gebruikt of in een vochtige omgeveving waar
condens kan ontstaan, moet worden gecontroleerd of
de motor is voorzien van afwateringsgaten. Zorg er-
voor dat deze gaten open zijn. Er moet een af-wate-
ringsgat geboord worden (ongeveer Ø 5mm) op het
laagste niveau in een van de ventilatorbehuizingen.
Behandel het gat daarna met een roestweermiddel.
Zie Afbeelding8.
Indien de motor niet is voorzien van af- wateringsga-
ten, moet de ventilator worden beschermd met een
geschikte kap.
NL
65