128
Nederlands (Vertaling van de originele instructies)
kan worden gebruikt als gids om de juiste warme
kettingspanning te bepalen.
OPMERKING: Nieuwe kettingen hebben de neiging
uit te rekken; controleer de kettingspanning regelmatig
en span aan volgens de voorschriften. Dit is hetzelfde
voor een nieuw werktuig.
5. Hef de tip van de geleider op om te controleren op
speling.
6. Maak de tip van de geleider los en druk de
kettingspanningsknop in de richting van de wijzers van
de klok. Herhaal dit proces tot de speling is verdwenen.
7. Houd de tip van de geleider omhoog en span de
koppelingsdekselvergrendelknop stevig aan. De
ketting is correct aangespannen wanneer er geen
speling aan de onderkant van het zwaard is, de ketting
stevig vasthangt, maar met de hand kan worden
gedraaid zonder vast te raken. Zorg ervoor dat de
kettingrem niet ingeschakeld is.
OPMERKING: Als de ketting te strak staat,
kan deze niet meer draaien. Maak de
koppelingsdekselvergrendelknop los door deze in te
drukken en zachtjes tegen de richting van de wijzers
van de klok te draaien en dan de kettingspanningsknop
tegen de richting van de wijzers van de klok te
draaien. Hef de tip van de geleider op en maak de
koppelingsdekselvergrendelknop opnieuw stevig vast
Controleer of de ketting zonder haperen kan draaien.
LET OP
Een ketting die warm gespannen wordt, kan te strak
zijn na afkoelen. Controleer "Kettingspanning afstellen"
voor het volgend gebruik
KETTINGONDERHOUD
Zie afbeelding 51 - 52.
WAARSCHUWING
Controleer of de schakelaar in de STOP-stand “O ”
staat voordat u aan de zaag gaat werken.
Gebruik voor deze zaag uitsluitend een ketting met een
lage terugslag. Deze snelzagende ketting zorgt voor een
verlaging van de terugslag mits juist onderhouden.
Voor soepel en snel zagen dient u de ketting op juiste
wijze te onderhouden. De ketting moet worden geslepen
wanneer het zaagsel ¿ jn en poederig is, de ketting tijdens
het zagen door het hout moet worden geforceerd of de
ketting naar één kant zaagt. Tijdens het onderhoud van de
ketting dient u het volgende in acht te nemen:
1. Een onjuiste vijlhoek van de zijplaat kan het risico op
een terugslag vergroten.
2. Speling dieptestellernok (tanddiepte) (A):
– Te laag vergroot het risico op terugslag.
– Niet laag genoeg verlaagt het zaagvermogen.
Wanneer de tanden van de snijschakels harde
voorwerpen raken, zoals spijkers of stenen, of
afgesloten raken door modder of zand op het hout,
laat de Ryobionderhoudsdealer de ketting dan slijpen.
OPMERKING: Inspecteer het kettingwiel op
slijtage of schade wanneer de ketting (B) wordt
vervangen. Wanneer er tekenen van slijtage of
schade aanwezig zijn op de aangegeven gebieden,
laat dan het kettingwiel vervangen door een
Ryobionderhoudsdealer.
DE SNIJSCHAKELS SLIJPEN
Zie afbeelding 53 - 56.
Onderdelen van een snijschakel
(A) Snijhoek (E) Uitsparing
(B) Zijplaat (F) Hak
(C) Tanddiepte (G) Klinknagelgat
(D) Teen (H) Bovenplaat
Zorg ervoor dat alle snijschakels in de opgegeven hoeken
zijn gevijld en op dezelfde lengte, omdat snel zagen alleen
mogelijk is wanneer alle snijschakels gelijk zijn.
1. Draag handschoenen voor bescherming.
2. Span de ketting voorafgaand aan het slijpen.
OPMERKING: Raadpleeg “Onderhoud – De
kettingspanning aanpassen” eerder in deze
handleiding.
3. Gebruik een ronde vijl met een diameter van 4 mm
(5/32") en een houder. Vijl de schakels uitsluitend in
het midden van het zaagblad.
4. Houd de vijl evenwijdig aan de bovenplaat van de
snijschakel. Laat de vijl niet schuin omhoog of omlaag
bewegen.
5. Gebruik een lichte, maar stevige druk.Vijl in de richting
van de voorste hoek van de snijschakel.
6. Til de vijl weg van het staal bij elke beweging
achterwaarts.
7. Vijl elke tand met een aantal krachtige halen bij. Vijl alle
linkse snijschakels (A) in één richting. Ga vervolgens
naar de andere kant en vijl de rechtse snijschakels (B)
in de tegenoverliggende richting.
8. Verwijder het metaalvijlsel van de vijl met een
staalborstel.