NL 4
het kanaal van het station in te stellen (1, 2 of 3).
Ontvangstmodus sensorsignaal
• De hoofdapparaat begint automatisch met de ontvangst van de
buitensensor voor de buitentemperatuur en buitenvochtigheid.
• De buitensensor zal automatisch het signaal van temperatuur en
luchtvochtigheid naar het hoofdapparaat zenden nadat de batterijen
zijn geplaatst.
• Als het hoofdapparaat de eerste 3 minuten na het plaatsen van de
batterijen geen signaal van de temperatuursensor heeft ontvangen (“- -
. –” weergegeven op de lcd), houd dan de SENDER-toets 3 seconden
ingedrukt om de signaaloverdracht handmatig te ontvangen. Het
pictogram van de signaalsterkte “ ” knippert vervolgens op de lcd.
Opmerkingen:
• Plaats voor de beste meting de buitensensor buitenshuis en bescherm
deze tegen regen, harde wind en direct zonlicht.
• De signaaloverdracht tussen de ontvanger (station) en zender (sensor)
heeft een maximaal bereik van 100 m in een open ruimte. In open
ruimtes zijn er geen storende obstakels zoals gebouwen, bomen,
voertuigen, hoogspanningslijnen, enz.
• Wanneer u het apparaat inschakelt of reset zoek het apparaat 3
minuten naar het RF-signaal. Het pictogram van de signaalsterkte
“ ” wordt weergegeven op de lcd.
Buitensensorenkanalen
• Druk op de “SENDER”-toets om buitensensorkanaal 1, 2 of 3 op de
display weer te geven. “1”, “2” of “3” zal dienovereenkomstig onder de
signaalsterkte “ ” worden weergegeven.
• Er kan slechts één sensor tegelijkertijd met elk kanaal verbonden zijn.
• Om een sensor met een bepaald kanaal te verbinden, selecteert u
kanaal 1, 2 of 3 op de kanaalschakelaar aan de achterzijde van de
buitensensor voordat u deze start. Selecteer het corresponderende
kanaal op het station en houd de “SENDER”-toets 3 seconden
ingedrukt om de signaaloverdracht handmatig te ontvangen.
Radiogestuurde tijd en ontvangstmodus van het tijdsignaal
• 3 minuten nadat de batterijen zijn geïnstalleerd of het station is gereset