67
c) Doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten
evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM met de draaiknop in en kies het meetbereik
- Op het display verschijnt het symbool voor een doorgangsmeting.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus aansluiting „+“ (9), het
zwarte in de Ω -meetbus „-“ (8). Maak met de meetpennen contact
met het meetobject.
- Als doorgang wordt een meetwaarde < 30 ohm herkend; hierbij klinkt
een pieptoon.
- Zodra “OL” (voor overflow = overloop) op het display verschijnt, heeft u
het meetbereik overschreden of is het meetcircuit onderbroken. Voer
ter controle een meting door met omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en
schakel de DMM uit.
d) Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten
evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM met de draaiknop in en kies het meetbereik
- Druk op de toets „ “ (4) om het meetbereik om te schakelen. Op
het display verschijnt een diodesymbool. Door nogmaals op de knop
te drukken, wordt de volgende meetfunctie ingeschakeld.
- Steek het rode meetsnoer in de Ω-meetbus aansluiting „+“ (9), het
zwarte in de Ω -meetbus „-“ (8).
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetpunten met
elkaar te verbinden. Nu moet zich een waarde van ca. 0 V instellen.
- Verbind nu de beide meetpunten met het meetobject (diode).
- In het display wordt de doorlaatspanning „Uf“ in Volt (V) weergege-
ven. Als „OL“ verschijnt, wordt de diode in sperrichting gemeten (Ur)
of is de diode defect (onderbreking). Voer ter controle een meting
door met omgekeerde polariteit.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en
schakel de DMM uit.
☞
Silicium-diodes hebben een doorlaatspanning (Uf) van ca. 0,4 – 0,9 V.