69
f) Inductiviteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten
evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
- Schakel de DMM in en kies het voor uw onderdeel toepasselijke meet-
bereik „mH“ resp. „H“
- Steek het rode meetsnoer in de mH/H-meetbus aansluiting „+“ (6),
het zwarte in de mH/H -meetbus „-“ (7).
- Sluit nu de beide meetpunten aan op het meetobject (spoel). Op het dis-
play wordt na korte tijd de inductiviteit weergegeven. Wacht tot de dis-
playwaarde gestabiliseerd is. Dit kan enkele seconden duren.
- Van zodra er “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display ver-
schijnt, overschreed u het meetbereik. Kies het eerstvolgende grotere
meetbereik.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject, en
schakel de DMM uit.
RANGE-functie
De RANGE-toets (2) maakt op weerstands- en capaciteitsmeetbereiken het handmatig omschakelen
van de meetbereiken mogelijk. Met elke keer drukken schakelt u een meetbereik (range) verder.
Om terug te keren naar de automatische bereikkeuze de toets „RANGE“ ca. 2 s ingedrukt houden.
HOLD-functie
De HOLD-functie bevriest de huidige meetwaarde op het display om deze rustig te kunnen aflezen of
verwerken.
Controleer voor de meting, dat deze functie bij het begin van de test uitgescha-
keld is. Anders wordt een verkeerd meetresultaat afgelezen!
Voor het inschakelen van de HOLD-functie drukt u op de toets „HOLD“ (3); een geluidssignaal beve-
stigt deze handeling en „HOLD“ wordt weergegeven.
Om de HOLD-functie uit te schakelen drukt u nogmaals op de toets „HOLD“ of verandert u van meet-
functie.