NL C301 Elektromotor Onderhoud Diagnose
De machinebesturing detecteert een groot aantal fouten of storingen. De informae over de diagnose kan worden afgelezen van de 3100R-display bij de brandstofmeter
waarop een foutcode in het formaat '' Err ## '' verschijnt.
Het onderstaande probleemoplossingsschema beschrij de fouten en hun mogelijke oorzaken.
Wanneer er een fout gedetecteerd wordt, moet eerst het contact uitgezet en de E-stopknop ingedrukt worden. Trek vervolgens de E-stopknop uit en zet het contact weer
aan om te zien of de storing verholpen is.
Dit is de RESET-procedure. Als de foutcode niet verdwijnt na de RESET, zet u de contactschakelaar uit en verwijdert u de 35-pins connector. Controleer de connector op
correce of schade, maak hem indien nodig schoon en plaats hem opnieuw. Als de fout nog steeds gedetecteerd wordt, moeten de bedrading en verbindingen op de
machine op breuken of losse verbindingen gecontroleerd worden. Gebruik de onderstaande tabel als referene wanneer de bovenstaande controles uitgevoerd zijn.
Error code
LCD DISPLAY
PROGRAMMEERTOESTEL
BESCHRIJVING MOGELIJKE OORZAAK
Technical Bullen
(see website)
1
motorspanning fout
(hardware faalveilig)
1. Motorspanning stemt niet overeen met vraag van gasklep.
2. Kortsluing in motor of motorbedrading.
10
Overstroom van
hoofdremaansturing
Kortsluing of overbelasng van de regelaaraansturing. Vroege
regelaars werden opnieuw geprogrammeerd
15
Hoofdstroom gedaald
1. Hoofdschakelaar gaat
niet open.
Reinig de contactschakelaar
TB10001
17
Hoofdschakelaar AAN fout
1. Hoofdschakelaar sluit
niet.
Hoofdschakelaar defect gesloten, vervang magneetschakelaar
33
Supervisor controleert
fouten
Als de fout zich bij een extern signaal voordoet, controleer dan
eerst dat signaal.
Als er geen probleem is met het extern signaal, wijst de
controlefout waarschijnlijk op een defecte interne regelaar.
34
externe belasng van de
voeding buiten het
toegestane stroombereik
1. Stroomsterkte externe voeding (gecombineerde stroom
gebruikt door +5V en +17V voeding) is hoger dan de hoogste
stroomgrens. 2. Stroomsterke externe voeding is lager dan de
laagste stroomgrens.
TB10010
36
Rem AAN fout
1. Kortsluing in elektromagnesche sturing van rem.
2. Spoel van elektromagnesche rem open.
54
voorlading fout
1. Baerijspanning te laag.
2. Kortsluing op uitgangen tracemotor.
TB10008
80
HPD fout aanwezig > 10
seconden
1. Slecht afgestelde gasklep.
2. Potenometer gasklep of mechanisme gasklep defect.
TB10004
92
Motor Open 1. Tracemotor niet aangesloten.
99
baerijspanning te laag
1. Baerijspanning < onderspanningsgrens
2. Baerij of regelaar slecht aangesloten.
Snelle controle als er geen code verschijnt en de machine niet werkt:
1. Controleer de 10A-zekering in het bedieningspaneel. De zekering bevindt zich aan de rechterkant van het hoofdbedieningspaneel, draai tegenwijzerzin om de zekering
te ontgrendelen.
2. Controleer de hoofdzekering achter het achterste motorhuisdeksel & 100A-zekering . Open de achterklep die met 2x M6-schroeven bevesgd is, zorg ervoor dat de
klep jdens dit proces ondersteund wordt. De hoofdzekering bevindt zich aan de linkerkant van de baerijbehuizing.
Wanneer u de zekeringen van 100A vervangt, moet u ervoor zorgen dat de posieve accukabel losgekoppeld is. Elektrisch onderhoud moet door een gekwaliceerd
persoon uitgevoerd worden.
ELEKTRISCHER C301 – FEHLERDIAGNOSE UND -BEHEBUNG - NL
11
Voor een zo lang mogelijke levensduur van uw AGM-baerij is het belangrijk dat
deze op de juiste manier wordt opgeladen. Zoals bij alle loodbaerijen leidt
zowel over- als onderladen van een AGM-baerij tot een kortere levensduur. De
C301-minidumpers zijn uitgerust met een SMART-boordlader die de baerij
volledig opgeladen houdt zonder dat dit tot overladen leidt.
De AGM-baerijen zijn onderhoudsvrij en hoeven niet te worden bijgevuld met
vloeistof.
Lees de volgende instruces:
Inspece van het laadsysteem
• Het netsnoer van de lader mag geen breuken of insnijdingen vertonen en de
wandcontactdoos moet schoon zijn en vrij van vuil.
• De kabelconnectors van de boordlader moeten schoon zijn en goed aansluiten
op de baerijpolen om een goede verbinding te verzekeren.
Inspece van de baerij
• Controleer of de baerijkabels niet beschadigd zijn.
• De connectors moeten vrij zijn van corrosie.
• De DC-kabelpool- of oogconnectors zien strak om vonkvorming te
voorkomen.
Richtlijnen voor het opladen
Laad baerijen volledig op nadat baerijen tot ¼ van vol op de baerijmeter
zijn ontladen. Het netsnoer van de boordlader moet op de netvoeding worden
aangesloten. Laat de baerijen zich volledig opladen en koppel ze pas los
wanneer ze volledig zijn opgeladen. Eenmaal volledig opgeladen zal de
ingebouwde SMART-baerijlader de status van volledig opgeladen baerij
handhaven.
Geef baerijen geen tussenladingen, d.w.z. als de baerijen pas tot ¾ van vol
op de baerijmeter zijn ontladen, is het niet nodig de lader op de netvoeding
aan te sluiten. Het wordt aanbevolen de C301 te gebruiken totdat de baerijen
tot ¼ van vol op de baerijmeter zijn ontladen, en dan een volledige laadcyclus
uit te voeren.
Laad ze op in een gevenleerde ruimte, aangezien er gassen kunnen vrijkomen
via het overdrukvenel als de baerijen te lang worden overladen.
Laad nooit een baerij op als die bevroren is.
Ideale oplaadtemperaturen: 0 °C tot 40 °C (32°F tot 104°F)
Opladen van een AGM-baerij