32
NL
6. Bediening
6.1 Apparaat in werking
zetten en uitschakelen
1. Steek de netstekker in een stopcontact
die voldoet aan de technische gege-
vens.
2. Schakel de stroomvoor-
ziening in door de
draaischakelaar|6 op
ON te zetten.
Het apparaat is nu ge-
reed voor gebruik.
3. Schakel de stroomvoor-
ziening uit door de
draaischakelaar|6 op
OFF te zetten.
6.2 Ventilatorstand instellen
Met de ventilatorstanden kiest u hoe snel het
apparaat de lucht in de ruimte laat circule-
ren.
Het apparaat heeft drie ventilatorstanden:
- stand 1, zwak: toets|7 indrukken;
- stand 2, middelst: toets|5 indrukken;
- stand 3, sterk: toets|4 indrukken.
Wanneer u de Uit-toets|2 OFF indrukt, stopt
het apparaat met werken.
6.3 Werkingsduur instellen
Het apparaat heeft een timer, waarmee u de
gewenste looptijd tot en met 120 minuten
kunt instellen. Een instelling tot op de minuut
nauwkeurig is niet mogelijk.
1. Schakel de timer in door
de draaischakelaar|6
op een gewenste stand
tussen 0 en 120 minuten
te zetten. Tegelijkertijd
wordt de stroomvoorzie-
ning ingeschakeld.
2. Om de timer uit te schakelen zet u de
draaischakelaar|6 op OFF.
AANWIJZING: wanneer u het apparaat
continu wilt laten werken, moet u de
draaischakelaar|6 op ON zetten.
6.4 Zwenkfunctie
Het apparaat beschikt over een zwenkfunc-
tie.
Deze zorgt ervoor dat het apparaat heen en
weer zwenkt, zodat de uitgeblazen lucht ge-
lijkmatiger over de ruimte wordt verdeeld:
1. Schakel de zwenkfunctie in door de
toets voor de zwenkfunctie|3 in te druk-
ken.
2. Schakel de zwenkfunctie uit door de
toets voor de zwenkfunctie|3 opnieuw
in te drukken.
To Next Page
Loading...
