1. Veiligheid
1.3 Controle van omgevingscondities
Controle van de omgevingstoestand
U dient de apparatuur zo te monteren dat zowel de luchtaanvoer als de luchtuitvoer vrijstaan. Bij installatie in een omgeving waarin
het apparaat blootgesteld wordt aan overvloedig stof is het aan te raden en wenselijk om dit stof te verwijderen zodat het niet in
de luchtaanvoer van het apparaat komt. U dient een apparaat of constructie aan te brengen die overvloedig stof bij het apparaat
weghaalt of weghoudt. Als dit niet mogelijk is, dient u te overwegen om het apparaat te verplaatsen naar een omgeving met schone
lucht.
Het is de verantwoordelijkheid van de klant om er onder alle omstandigheden voor te zorgen dat het apparaat beschermd wordt
tegen de schadelijke effecten van kwalijke deeltjes in de lucht rond het apparaat. De fabrikant heeft het recht om te weigeren een
apparaat te repareren als er sprake is van nalatigheid, verwaarlozing of onjuist gebruik.
Omgevingsomstandigheden
De onderstaande tabel geeft aan in welke fysieke omgeving de E2 veilig kan worden gebruikt of opgeborgen.
Omgeving
In gebruik Buiten gebruik
Omgevingstemperatuur 0°C (32°F) tot 40°C (104°F) -10 °C (14 °F) tot 60 °C (140 °F)
Schone lucht Schone kantooromgeving (te vergelijken met
cleanroom-standaard ISO 14644-1 ISO-klasse 9)
n.v.t.
Vochtigheid 5% tot 85% RH niet gecondenseerd 0% tot 95% RH niet gecondenseerd
Hoogte
-60 (-197Ft) tot 3.000 m (9843Ft) -60 (-197Ft) tot 10.000 m (9843Ft)
Omgeving
Installeer het apparaat niet naast warmtebronnen zoals radiatoren of luchtkanalen, of op plaatsen met direct zonlicht, overvloedig
stof of vocht. De warmte in een kamer stijgt naar het plafond. Controleer of de temperatuur rond het apparaat niet te hoog is.
4
R5905947NL E2 09/03/2018