◄
Pagina 11
►
moet op het meest kritieke punt worden geplaatst om te waarschuwen voor
een mogelijk gevaarlijke situatie.
2) Er moet echter bijzondere aandacht besteed worden aan het volgende om
ervoor te zorgen dat door werkzaamheden aan de elektrische componenten
de behuizing niet zodanig gewijzigd wordt en dat het beschermingsniveau
hierdoor niet beïnvloed wordt. Dit omvat schade aan kabels, overmatig
aantal aansluitingen, klemmen die niet volgens de oorspronkelijke specificatie
gemaakt zin, schade aan afdichtingen, onjuiste montage van wartels, enz.
Zorg er ook voor dat het apparaat stevig gemonteerd is. Zorg ervoor dat
afdichtingen of afdichtings materialen niet zodanig verslechterd zijn en dat ze
niet langer dienen om het ontsnappen van brandbare atmosferen te kunnen
voorkomen. Vervangende onderdelen moeten altijd in overeenstemming zijn
met de specificaties van de fabrikant.
OPMERKING: Het gebruik van een afdichting van silicium kan de effectiviteit
van sommige apparatuur dat wordt gebruikt om lekken te detecteren
verminderen. Intrinsiek veilige componenten hoeven niet te worden geïsoleerd
voordat eraan wordt gewerkt.
8. Reparatie van de intrinsiek veilige componenten
Pas geen permanente inductieve of capaciteitsbelastingen toe op het circuit
zonder ervoor te zorgen dat dit de toegestane spanning en stroom die is
toegestaan voor de gebruikte apparatuur overschrijdt. Intrinsiek veilige
componenten zijn de enige typen waaraan gewerkt kan worden terwijl ze in
aanwezigheid van een brandbare stoffen bestaan. De testapparatuur moet de
correcte rating hebben. Vervang onderdelen alleen door dezelfde of equivalente
types, aanbevolen door de fabrikant. Andere onderdelen kunnen leiden tot
ontbranding van koelmiddel in de atmosfeer door een lek.
9. Bekabeling
Controleer of de bekabeling niet onderhevig is aan slijtage, corrosie, overmatige
druk, trillingen, scherpe randen of andere nadelige milieueffecten. Bij de
controle moet ook rekening worden gehouden met de effecten van veroudering
of voortdurende trillingen door bronnen zoals compressoren of ventilatoren.
10. Detectie van brandbare koelmiddelen
In geen geval mogen potentiële ontstekingsbronnen gebruikt worden bij het
zoeken naar of detecteren van koelmiddel lekken. Er mag geen gebruik worden
gemaakt van een halogenidelamp (of andere detector met een open vlam).
11. Lekdetectiemethoden
De volgende lekdetectiemethoden worden aanvaardbaar geacht voor systemen
met ontvlambare koelmiddelen. Elektronische detectoren moeten worden
gebruikt om brandbaar koelmiddel te detecteren, maar is misschien niet
adequaat of moet misschien opnieuw worden gekalibreerd. (Detectieapparatuur
moet worden gekalibreerd in een ruimte die vrij is van koelmiddel.) Zorg
ervoor dat de detector geen potentiële ontstekingsbron is en is geschikt
voor het koelmiddel dat wordt gebruikt. Lekdetectieapparatuur moet worden
ingesteld op een percentage van de LFL van het koelmiddel en moet worden
gekalibreerd op het koelmiddel dat wordt gebruikt en het juiste percentage gas
(maximaal 25%) wordt bevestigd. Lekdetectievloeistoffen zijn geschikt voor het
gebruik met de meeste koelmiddelen, maar het gebruik van reinigingsmiddelen
die chloorproducten bevattan moet worden vermeden aangezien het chloor
Veiligheidsma-
atregelen
NL