4/8
Het onderste gedeelte van de module Maestro bestaat uit het
bedieningspaneel, dat voor tonale en vocale audiometrie verschilt, waarmee
de parameters (sterkte, frequentie, transducer e.d.) gewijzigd worden en de
geluidsprikkel wordt aangeboden. Deze handelingen kunnen zowel met de
muis als via het toetsenbord van de computer verricht worden.
Toonaudiometrie
Onderstaande afbeelding geeft het bedieningspaneel weer voor tonaal
audiometrisch onderzoek. Links in het paneel bevinden zich de
bedieningselementen voor de geluidsprikkel, aan de rechterkant die voor het
maskeersignaal, altijd contralateraal. De geluidsprikkel kan een zuivere toon
of warbletoon zijn, continu of pulserend; selecteer met de desbetreffende
label onder het opschrift “Stimulus”. Er kunnen twee verschillende tests
worden uitgevoerd, nl. HL en UCL.
Spraakaudiometrie
Vocaal audiometrisch onderzoek kan verricht worden met behulp van:
het spraakmateriaal op de CD, door de geluidsbron aan te sluiten op de
ingang LINE IN van de Piccolo;
op de computer opgeslagen spraakmateriaal (bestand .wav); dit kan
geïndexeerd worden (met de software Inventis ATIT van de
meegeleverde CD); d.w.z. een tabel aanmaken en die associëren met
elk geluidsspoor voor het beschrijven van de inhoud, zodat de operator
op het computerscherm het uitgesproken woord kan zien. Bij gebruik
van Daisy Maestro moet het spraakmateriaal opgeslagen worden in de
map c:\Daisy\Application\OMMaestro\Material. Bij gebruik van Noah
Maestro moet het spraakmateriaal opgeslagen worden in C:\Program
Files (x86)\Inventis\NoahMaestro\Material;
de stem van de operator (live-stem), door de microfoon aan te sluiten
op de ingang TALK OVER van de Piccolo.
De ingangsbron en het soort maskering worden gekozen met een klik op het
desbetreffende label boven de aanduiding van de intensiteit.
Met de audiometer Piccolo Speech kunnen verschillende soorten
spraakonderzoek worden uitgevoerd: Word Recognition Score (WRS),
Speech Reception Threshold (SRT), Most Comfortable Level (MCL) en
Uncomfortable Level (UCL).