Midas DN4800 Series User Manual

20 DN4800 Series Quick Start Guide 21
DN4800 Series Controls
(NL)
Stap 2: Bediening
(IT)
Passo 2: Controlli
(1) CONNECTION-LED – Licht op bij
een succesvolle verbinding met een
StageConnect-netwerk.
(2) INPUTS/OUTPUTS – Sluit de lijnniveau-
ingangen en/of uitgangen aan op deze
aansluitingen. Merk op dat ingangen geen
microfoonvoorversterkers hebben en dat
microfoons daarom eerst op voorversterking
moeten worden aangesloten, alvorens ze op
een DN4816-I- of DN4888-unit aan te sluiten.
(3) POWER-LED – Licht op als er
voedingsspanning van een externe adapter of
via de StageConnect bus wordt ontvangen.
(4) POWER – Sluit de meegeleverde 12 VDC / 30
W-voeding aan op alle units die niet via de
StageConnect bus kunnen worden gevoed.
(5) (5) USB – Hiermee kunt u een computer
aansluiten voor rmware-updates.
(6) ULTRANET – Hiermee kunt u via een
Cat5e kabel verbinding maken met
Ultranet-ontvangers, zoals P16 monitors en
iQ-luidsprekers. De eerste uitgang voert altijd
StageConnect-kanalen 1-16, terwijl de tweede
aansluiting per model verschilt:
• DN4888 – Verzendt de 8 interne analoge
ingangssignalen.
• DN4816-O – Accepteert 16 kanalen vanaf
een ander Ultranet-apparaat.
• DN4816-I – Verzendt de 16 interne
analoge ingangssignalen.
(7) SLAVE – Maakt verbinding met een master-
unit of keten andere slave-apparaten, en
ontvangt in principe 18 W aan busvoeding.
(8) MASTER – Maakt verbinding met andere
units in een keten, óf als de master-unit, óf
als slave die verbinding maakt met andere
slave-units. Als er een voedingsadapter is
aangesloten, kan deze aansluiting tevens 18
W naar andere units sturen.
(9) SYNCHRONISATION – Geeft aan of een unit
als slave of master werkt, alsmede in andere
conguraties.
• DN4888 – Slave-modus kan werken
als 8x8 of 16x8
• DN4816-O – Unit kan worden
gesynchroniseerd met Ultranet-ingang in
plaats van StageConnect-netwerk
• DN4816-I – Selecteer
slave- of mastermodus
(10) OUTPUT MODE (uitgangsmodus)
- Selecteert tussen gedeelde en
afzonderlijke uitgangskanalen.
(11) SLAVE CONFIGURATION – Wijzigt de
conguratie van de StageConnect-bus.
(1) Led di connessione – si illumina per
indicare che la connessione a una rete
StageConnect è riuscita.
(2) Ingressi/uscite – collegate a queste prese
ingressi e/o uscite di livello linea. Notate
che gli ingressi non hanno preamplicatori
microfonici, quindi tutti i microfoni devono
essere collegati al preamplicatore prima di
collegarli a un'unità DN4816-I o DN4888.
(3) Led di accensione – si illumina ogni
volta che l'unità riceve alimentazione
da un adattatore esterno o tramite il
bus StageConnect.
(4) DC INPUT – connessione per l'alimentatore
da 12Vc.c./30W incluso per tutte le unità
che non possono essere alimentate tramite
bus StageConnect.
(5) USB – consente la connessione a un computer
per gli aggiornamenti del rmware.
(6) ULTRANET – consente il collegamento
a ricevitori Ultranet quali monitor P16 e
altoparlanti iQ tramite cavo Cat5e. Il primo
connettore di uscita porta sempre i canali 1-16
di StageConnect mentre il secondo connettore
varia in base al modello:
• DN4888 – invia 8 segnali di ingresso
analogici interni
• DN4816-O – accetta 16 canali da un altro
dispositivo Ultranet.
• DN4816-I – invia 16 segnali di ingresso
analogici interni.
(7) SLAVE – si collega a un'unità Master o a
una catena di altri dispositivi Slave e riceve
potenzialmente 18W di alimentazione dal
circuito.
(8) MASTER – si collega ad altre unità di una
catena, sia come unità Master che come
Slave collegandosi ad altre unità Slave. Se è
collegato a un adattatore di alimentazione,
questa connessione può anche inviare 18W ad
altre unità.
(9) SYNCHRONISATION – seleziona se un'unità
funziona come Slave o Master, così come altre
congurazioni.
• DN4888 – il modo Slave può funzionare
come 8x8 o 16x8
• DN4816-O – l'unità può sincronizzarsi
con l'ingresso Ultranet invece che con la
rete StageConnect
• DN4816-I – sceglie il modo Slave o Master.
(10) OUTPUT MODE – seleziona tra i modi SHARED
(condiviso) e INDIVIDUAL dei canali di uscita.
(11) SLAVE CONFIGURATION – modica la
congurazione del bus StageConnect.
De StageConnect Manifesto
1. Er is altijd één masterapparaat en maximaal 11
slave-apparaten in een StageConnect-keten.
2. De master is altijd het eerste apparaat
in de keten.
3. De StageConnect-keten begint bij een XLR
male aansluiting en eindigt met een XLR
female aansluiting.*
4. Audio kan alleen worden overgedragen tussen
master en slaves, maar niet tussen slaves en
andere slaves.
5. Audio-uitgangen komen altijd van de master.
6. Audio-ingangen worden altijd direct naar de
master verzonden.
7. De master congureert de StageConnect bus.
8. De eerste slave-unit heeft na de master de
hoogste prioriteit.
9. Wijzigingen in de keten mogen niet worden
uitgevoerd on the y.**
*Net als een microfoon die is aangesloten op een
analoge ingang.
**Hiermee wordt de audio 2 seconden onderbroken
terwijl de bus opnieuw wordt gecongureerd.
Il Manifesto di StageConnect
1. In una catena StageConnect c'è sempre un
dispositivo Master e no a 11 dispositivi Slave.
2. Il Master è sempre il primo dispositivo nella
catena.
3. La catena StageConnect inizia con uno spinotto
XLR e termina con una presa XLR.*
4. L'audio può essere trasferito solamente fra
Master e gli Slave, ma non fra Slave e Slave.
5. Le uscite audio provengono sempre dal Master.
6. Gli ingressi audio sono sempre inviati
direttamente al Master.
7. Il Master congura il bus StageConnect.
8. La prima unità dopo il Master ha la priorità
più alta.
9. Durante la performance non devono essere
eseguite modiche alla catena.**
* Come un microfono collegato a un
ingresso analogico.
** Ciò interromperà l'audio per 2 secondi mentre il
bus è ricongurato.

Midas DN4800 Series Specifications

General

Brand	Midas
Model	DN4800 Series
Category	Recording Equipment
Language	English