SPANNING VAN DE OVERBRENGINGSRIEMEN
INSTELLEN
Deze afstelling moet gebeuren met
uitgeschakelde motor en ontkoppelde aftakas.
Verwijder de beschermkap van de riemen (fig. 15).
De correcte spanning van de riemen wordt bepaald
door de juiste belasting verkregen via de moer van de
stelbout van de spanrol (zie fig. 15 A) teneinde de
riemen een correcte spanning te geven. De riem moet
doorbuigen maar meer dan een halve centimeter.
Controleer met een staaf of de riemschijven op één lijn
zitten om oververhitting van de riemen te voorkomen
(zie fig. 15 B).
Monteer de beschermkap zorgvuldig terug.
RIEMEN VERVANGEN
Deze activiteit moet gebeuren met
uitgeschakelde motor en ontkoppelde aftakas.
Verwijder de beschermkap van de riemen.
Los de spanning van de riemen zoals hiervoor
beschreven (zie fig. 15 A). Vervang de riemen en stel
de spanning af zoals hiervoor beschreven.
Monteer de beschermkap zorgvuldig terug.
NACHSPANNEN DER KEILRIEMEN
Diese Einstellung wird bei abgestelltem Motor
und abgekuppelter Zapwelle abnehmen.
Schutzgehäuse abnehmen. (fig. 15 )
Ausschrauben sie di Muttern am Getriebe, ob sie fest
sind (fig. 15 A).
Die richtige Keilriemenspannung wird über die Mutter
wie in Bild 15A gezeigt, eingestellt sowie gleichzeitig
über die Mutter in Bild 15B. Kontrollieren Sie die
richtige Spannung in dem Sie mit dem Finger auf den
Keilriement drücken und dieser max. 5 mm Spiel hat.
Prüfen Sie die Flucht der beiden Keilriemen-Scheiben
mit einer geeigneten Stange, um Überhitzung und
Reissen der Keilriement zu vermeiden (Abb.15D).
Das Schutzgehäuse sorgfältig wieder anbringen.
KEILRIEMENAUSTAUSCH
Nur bei ausgeschaltetem Motor und
abgekuppelter Zapfwelle vornehmen.
Schutzgehäuse abnehmen.
Feder über Spannschraube entspannen. ( Siehe Abb.
15 A )
Keilriemen austauschen und Spannungm wie oben
beschrieben, einstellen. Schutzgehäuse sorgfältig
wieder anbringen.
NL D
41
Fig. 15 B
5 mm
To Next Page
Loading...