Scheppach HBS30

www.scheppach.com
84
|
NL
10.1 Uitvoeren van langzaagsnedes (afb. 19)
-
gezaagd.
•  

de gewenste breedte instellen.
• Zaagbandgeleiding (5) op het werkstuk neerlaten
(zie 8.9)
• Zaag inschakelen. (zie 9.1)
• -
-

• -
laanslag (14) in de zaagband (26) schuiven.
• -
borgd om te voorkomen dat ze aan het einde van
-
der).
10.2 Uitvoeren van versteksneden (afb. 20)
• Zaagtafel op gewenste hoek instellen (zie 9.3).
• Zaagsnede uitvoeren zoals onder punt 10.1 is be-
schreven.
-
leen rechts van de zaagband wordt gebruikt.
10.3 Handen vrij zagen (afb. 21)
• 
bandzaag is het probleemloos zagen van bochten
en radii.
• Zaagbandgeleiding (5) op het werkstuk neerlaten
(zie 8.9).
• Zaag inschakelen.
• Werkstuk goed op de zaagtafel (7) drukken en lang-
zaam in de zaagband (26) schuiven.
• In een groot aantal gevallen is het praktisch om

uit te zagen.
• Als u bochten moet zagen, die voor de gebruikte

       
-
dius wordt gezaagd.
10.4 Uitvoeren van zaagsneden met afschuinings-
aanslag (afb. 22 + afb. 23)
• Afschuiningsaanslag (25) instellen op de gewenste
hoek (zie 8.16)
• Zaagsnede uitvoeren zoals onder punt 10.1 is be-
schreven.
• Voor het bewerken van smalle werkstukken met
handtoevoer de schuifstok gebruiken.
• Voor schuine zaagsnedes de zaagtafel in de over-
eenkomstige positie brengen en het werkstuk tegen
de lengte-aanslag geleiden.
• Om zwaluwstaartvormige tanden en pinnen of wig-

en minpositie.
• Zorg voor een veilige werkstukgeleiding.
• 
werkstuk deze met beide handen, en gesloten vin-
-
den het veilige gedeelte van het werkstuk vasthou-
den.
• -

• -
den beveiligd tegen verdraaien.
m LET OP!
testsnede om de ingestelde afmetingen te controleren.
•      
      
werkstuk worden geplaatst (zie 8.9).
• 
en vlak op de zaagtafel (7) te houden. Zo wordt het
vastklemmen van de zaagband (26) vermeden.
•        -
schieden, die net voldoende is, zodat de zaagband
      
blokkeert
•       -
zaamheden gebruiken waarvoor deze kan worden
ingezet.
• -
ling uit te voeren dan in meerdere gedeeltes waar-

       
wordt vermeden, moet de lintzaag eerst worden uit-
geschakeld. Het werkstuk pas terugtrekken nadat de
zaagband (26) tot stilstand is gekomen.
•      

m LET OP!  -
stukken moet absoluut een schuifstok worden gebruikt.

-
de van de zaag worden bewaard.