62
4. Batterij
Algemeen
o Laad de batterij voor gebruik op. De oplaadtijd voor een lege batterij is ongeveer 14 uur. De op te
laden batterij dient voor het opladen een temperatuur te hebben van +10 °C...+30 °C.
o De batterij moet worden opgeladen bij een omgevingstemperatuur van ongeveer +20 °C, op een
droge, stofvrije, tegen direct zonlicht beschermde plaats.
o Gebruik voor het opladen alleen de speciale batterij, lader en transformator, die worden
meegeleverd.
o De batterij kan worden opgeladen ook gedeeltelijk. Met het opladen van een uur funktioneret de
batterij 2–4 uur. Funktioneringstijd van de batterij is afhankelijt van bijv. belasting.
Attentie!
o In een te koude of te warme omgeving zal de batterij niet worden opgeladen maar wordt deze
direct stand-by gezet.
o Een nieuwe batterij, of een batterij die lange tijd buiten gebruik is geweest, kan tijdens het opladen
onstabiel worden, waardoor het opladen te snel wordt afgebroken. Observeer dus de eerste paar
keer de signaallampen van de lader en herstart het opladen indien nodig meerdere malen.
o De batterij mag niet worden opgeladen in een explosiegevaarlijke omgeving!
o Afgedankte batterijen zijn probleemafval. Zorg voor een correcte afvoer en verwerking,
overeenkomstig de geldende milieuwetten.
Opladen
• Sluit de tansrofmator aan op het elektriciteitsnet (220-240 V/ 50 Hz) en op de lader Æ beide
signaallampen van de lader gaan aan. De linker-lamp gaat uit na ongeveer 5 seconden maar de
rechter blijft aan.
• Sluit de batterij op de lader Æ het linker-lampje gaat branden opnieuw.
o Tijdens het opladen branden beide signaallampen continu. De vereiste oplaadtijd hangt af van de
ladingtoestand van de batterij.
o Wanneer de batterij vol is, gaat de rechter lamp uit en de linker lamp
blijft aan (stand-by).
5. Ingebruikname
• Zie de gebruiksaanwijzingen van het gelaatsstuk en de fi lter dat wordt gebruikt.
• Gebruik altijd 2 fi lters van hetzelfde type en dezelfde klasse.
• Duw de opgeladen battrij in het ventilatorapparaat en controleer of de batterij vergrendeld is.
Controleer voor gebruik
• de conditie van het gelaatsstuk en het ventilatorapparaat
• de conditie en de goed bevestiging van de fi lters aan het ventilatorapparaat. De fi lter schudden om
te controleren of er geen onderdeel / inhoud losgeraakt is. De fi lter is aan vervanging toe als die
aan zware druk of schok blootgesteld is. De fi lter kan dan beschadigd zijn.
• de goed bevestiging van de ademslang aan het ventilatorapparaat en aan het gelaatsstuk.
• het voldoende luchttoevoer, als volgt:
- Maak het systeem gebruiksklaar (met het gelaatsstuk gekoppeld aan het ventilatorapparaat),
maar plaats het nog niet op het gelaat.
- Start de blazer.
- De luchttoevoer ist voldoende, als de rode signaallamp van het ventilatorapparaat direct na
het starten uitgaat.