64
Tabel foor foutopsporing
Ventilatorapparaat
Storing Oorzaak Maatregel
Ventilator start niet. Batterij niet opgeladen. (Batterij ist bij
levering niet opgeladen.)
Batterij defect. (Spanning op de polen
moet boven 4,8 V blijven zijn wann
gemeten na 10 minuten als batterij
ankele uren opgeladen is.)
Laad de batterij op. Controleer of de lader correct
functioneert (zie gebruiksaanwizing).
Vervang de batterij.
Ventilator werkt
goed, maar slechts
korte tijd tegelijk.
Batterij niet opgeladen. Laad de batterij op. Controleer of de lader correct
functioneert (zie gebruiksaanwizing).
Ventilator werkt
slechts korte tijd.
De capaciteit van de batterij neemt
na verloop van tijd af. Opsla op een
warme plaats beïnvloedt de capaciteit
negatief.
Verstopte fi lters. (Verstopte fi lters
belasten de motor overmatig en
verkorten de levensduur en de
onafgebroken gebruiksduur daarvan.)
Vervang de batterij als deze niet meer voldoende capaciteit
heeft.
Vervang de fi lters.
Gebruik altijd 2 fi lters van hetzelfde type en dezelfde
klasse. Vervang altijd alle fi lters tegelijkertijd.
Ventilator stopt na
trilling of stoop.
Verzuurde of vuile polen van de batterij
en contactveren van het ventilator.
Reinig de polen van de batterij en de contactveren van
het ventilator. Schuurpapier of staalwol kan stofdeeltjes
achterlaten die de geleiding belemmeren; veeg deze met
zacht papier af. Breng daarna wat contactspray op de
contactpunten aan.
Let op! Als het ventilator vanwege een contactstoring stopt,
moet deze opnieuw worden gestart met de schakelaar.
Ventilator werkt,
maar de rode lamp
brandt voortdurend,
terwill gelaatstuk
niet is opgezet.
Versopte fi lters.
Slang afgeknepen/geknikt en/of
gelaatsstuk of kleppen beschadigd.
Vervang de fi lters.
Gebruik altijd 2 fi lters van hetzelfde type en dezelfde
klasse. Vervang altijd alle fi lters tegelijkertijd.
Controleer en vervang defecte onderdelen.
Lader
Signaallampen van
lader gaan niet aan.
Geen netspanning.
Transformator defect.
(Transformatorspanning moet 12-
14 V zijn en de pluspool ist aan
stekkereinde.)
Controleer of het stopcontact spanning geeft, bijv. met een
ander elektrisch apparaat.
Vervan de transformator.
BELANGRIJK! Gebruik alleen de transformator die bij het
apparaat hoort. Door afwijkende polariteit raakt de lader
beschadigd.
Na aansluiten
stroom blijven
beide lampen aan,
hoewel batterij niet
is aangesloten.
Elektrische storing. Neem contact op met de verkoper van het apparaat..
Alleen rechter
signaallamp brandt
na aansluiting
batterij.
Batterijpolen en contactveren van het
ventilator maken geen contact.
Verzuurde of vuile polen van de batterij
en contactveren van het ventilator.
Reinig de polen van de batterij en de contactveren van
het ventilator. Schuurpapier of staalwol kan stofdeeltjes
achterlaten die de geleiding belemmeren; veeg deze met
zacht papier af. Breng daarna wat contactspray op de
contactpunten aan.
Rechter signaallamp
gaaat te vroeg uit
(batterij niet geheel
opgeladetl).
Te hoge omgevingstemperatuur,
waardoor de lader zichzelf uitschakelt
(naar stand-by lading).
Laad op een koelere plaats op.
* * * * *