NL/BE 79
4.3 Luchtstroom aanpassen
U kunt de luchtstroom handmatig aanpassen door
de ventilatieopeningen
3
bij de voorste luchtuitlaat
4
omhoog of omlaag te bewegen.
4.4 Oscillatiefunctie
Wanneer het toestel is ingeschakeld, drukt u
op de SWING-knop
25
om de oscillatie
van het toestel in of uit te schakelen. Bij een
succesvolle activering gaat het controlelampje
branden. De oscillatiefunctie zorgt ervoor dat
de uitgeblazen lucht van links naar rechts wordt
verspreid.
4.5 Bereik van de afstandsbediening
Wanneer u het toestel met de afstandsbediening
bedient, dient u rekening te houden met het hieron-
der afgebeelde gebruiksbereik van het toestel. Om
er zeker van te zijn dat het toestel reageert op een
druk op een toets van de afstandsbediening, dient u
ervoor te zorgen dat de afstandsbediening zich bin-
nen het gebruiksbereik bevindt dat wordt aangege-
ven wanneer een toets wordt ingedrukt. Afhankelijk
van de afstand tot het toestel veranderen de gebru-
ikshoek en de straal, wat resulteert in het respectie-
ve gebruiksgebied. De meest gunstige plaatsing van
de afstandsbediening ten opzichte van het toestel is
in het midden ter hoogte van het display
2
.
Opmerking: Als er zich voorwerpen, muren of an-
dere obstakels tussen het toestel en de afstandsbe-
diening bevinden, kan de bediening van het toestel
met de afstandsbediening worden belemmerd.
1