28
8. Bedrijf
•
 Controleer het brandstofpeil en vul het zo nodig bij.
•
 Zorg ervoor dat de generator voldoende ventilatie heeft.
•
 Zorg ervoor dat de ontstekingskabel aan de bougie is 
aangesloten.
•
 Controleer de directe omgeving van de generator.
•
 Verwijder alle elektrische apparatuur die al op de 
generator aangesloten is.
8.1 De motor starten (afb. 1, 2 )
Belangrijk: gebruik geen chemische startmiddelen zoals 
zeer vluchtige brandstoffen en dergelijke.
•
 Open de stopknop (nummer 3) door hem omlaag te 
draaien.
•
 Zet de AAN/UIT-schakelaar (nummer 7) in de stand 
"ON".
•
 Trek aan de chokehendel (nummer 6) in de stand 
"Choke".
•
 Start de motor met het startkoord (nummer 4) door 
krachtig aan het handvat te trekken. Start de motor niet, 
trek dan nog eens. Belangrijk:
Trek altijd langzaam aan het koord tot u weerstand voelt, 
en trek daarna snel om de motor te starten. Laat het 
startkoord niet vanzelf terugschieten.
•
 Duw de chokehendel terug (nummer 6) 5 à 10 seconden 
nadat de motor gestart is.
8.2 Economische stand
Met de economieschakelaar (nummer 9) in de stand 
"Eco" (aan):
De motorsnelheid wordt geregeld volgens de minimale 
behoefte aan energie en de generator draait rustig en 
efficiënt.
Met de economieschakelaar (nummer 9) in de stand 
"Max" (uit):
De generator loopt op maximale snelheid.
7.2 Milieubescherming
•
 Verwijder vervuild onderhoudsmateriaal en 
bedieningsmateriaal op het daarvoor bestemde 
inzamelingspunt.
•
 Zorg voor hergebruik van verpakkingsmateriaal, metaal 
en plastic.
7.3 Aardverbinding (afb.1)
De behuizing kan met de aarde verbonden worden om 
statische elektriciteit af te voeren. Hiervoor maakt u 
een kabel vast aan de aardaansluiting op de generator 
(nummer 8) en het andere uiteinde aan een externe aarde 
(bijvoorbeeld een aardelektrode).
7.4 Brandstof bijvullen (afb.2)
WAARSCHUWING
Schakel de machine uit en zorg ervoor dat u zich in een 
goed geventileerde ruimte bevindt. 
Open de tankdop (nummer 2) en voeg via een trechter 
een goede hoeveelheid loodvrije benzine toe.
Vul de tank niet te ver en knoei niet met benzine. 
(Wordt er toch benzine, veeg dan het overschot weg 
en wacht tot het restant verdampt is – er is gevaar op 
ontbranding.) Schroef de tankdop weer dicht.
7.5 Ole bijvullen (afb. 4-7)
WAARSCHUWING
Schakel de machine uit en zorg ervoor dat u zich in een 
goed geventileerde ruimte bevindt. 
Open de motorkap (nummer 5).
Open de oliebijvulschroef (letter 17) en voeg ongeveer 
0,25 L motorolie (15W40) toe met de meegeleverde 
trechter (nummer 16) of totdat het bovenste merkteken 
op de oliepeilstok (letter 17) bereikt is.
Belangrijk:
Schroef de oliepeilstok niet vast om het oliepeil te 
controleren, maar steek hem er tot de schroefdraad in. 
Sluit de oliebijvulschroef en monteer de motorkap weer.
Belangrijk! Olie en brandstof moeten bijgevuld zijn 
voordat u de motor kunt starten.
N
L