N
L
41
Breng de aanzuigslang, indien voorzien, in het deksel van 
de lter (Fig. 5c).
6.5  Montage van de snelkoppeling (als 
het nog niet geassembleerd is)
Schroef de snelkoppeling voor de geregelde druk 
op  de  koppeling  op  de  uitlaat,  zoals  weergegeven  in 
afbeeldingen 6a en 6b.
6.6  Montage van de snelkoppeling voor 
keteldruk (voor de modellen die 
hiervan voorzien zijn)
De  snelkoppeling  voor  ongeregelde  keteldruk  (ref.  13) 
vastschroeven op de druktank (ref. 2) zoals getoond in g. 
7a tot 7b.
6.7  Netaansluiting
De compressor is voorzien van een netkabel met 
veiligheidsstekker. Steek de stekker van de stroomkabel 
in  een  qua  vorm,  spanning  en  frequentie  geschikt 
stopcontact  dat  voldoet  aan  de  geldende  voorschriften. 
Alvorens het apparaat in gebruik te nemen dient u er zich 
van te vergewissen dat de netspanning overeenkomt met 
de bedrijfsspanning vermeld op het kenplaatje van het 
apparaat.  Verzeker  u  ervan  dat  de AAN/UIT-schakelaar 
niet in de stand I  (AAN)  staat.  Lange  toevoerleidingen 
alsmede  verlengkabels,  kabeltrommels  enz.  leiden  tot 
spanningsverlies en kunnen het starten van de motor 
beletten.  Bij  temperaturen  onder  +5°C  start  de  motor 
eventueel moeilijk ten gevolge van stroefheid.
6.8  AAN/UIT-schakelaar (Fig. 8-9)
De compressor wordt  aangezet  door  de  knop  (ref.  8)  in 
positie I te trekken (AAN).
De  compressor  wordt  uitgezet  door  de  knop  (ref.  8)  in 
positie O te drukken (UIT).
6.9  Drukafstelling
 ● Met de drukregelaar (ref. 7) kan de druk op de manometer 
(ref. 6) worden afgesteld.
 ● De  afgestelde  druk  kan  op  de  snelkoppeling  (ref.  5) 
worden ontnomen.
6.10 Afstelling van de drukschakelaar
De drukschakelaar werd door de fabriek afgesteld.
 ● Zodra de bovenste afstelwaarde wordt bereikt (ingesteld 
door de constructeur tijdens de keuringsfase), stopt de 
compressor.
  Bij gebruik van lucht start de compressor automatisch 
op wanneer de onderste afstelwaarde wordt bereikt.
 ● The compressor zal blijven werken volgens zijn 
automatische cyclus totdat de aan/uitschakelaar weer 
omgezet wordt.
7.  SCHOONMAKEN EN 
ONDERHOUDEN
  Let op!  
Trek vóór alle schoonmaak- en 
onderhoudswerkzaamheid de netstekker uit het 
stopcontact.
  Let op!  
Wacht tot de compressor helemaal is afgekoeld! 
Gevaar om brandwonden op te lopen!
  Let op!  
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden 
dient de ketel drukloos te worden gemaakt.
7.1  Reiniging
 ● Hou de veiligheidsinrichtingen zo veel mogelijk vrij van 
stof en vuil. Wrijf het apparaat met een schone doek af 
of blaas het met perslucht bij lage druk schoon.
 ● Het is aan te bevelen het apparaat direct na elk gebruik 
schoon te maken.
 ● Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen; die zouden 
de kunststofcomponenten van het apparaat kunnen 
aantasten.  Zorg  ervoor  dat  geen  water  binnen  in  het 
apparaat terechtkomt.
 ● Slang en spuitgereedschap moeten vóór de 
schoonmaakbeurt van de compressor worden gescheiden. 
De compressor mag niet met water, oplosmiddelen of iets 
dergelijks schoon worden gemaakt.
7.2  Condenswater (Fig. 10)
Het  condenswater  dient  elke  dag  afgetapt  te  worden, 
open  daarvoor  de  aftapklep (ref.  11)  (op  de bodem  van 
het drukvat).
1.  Controleer of de compressor uitstaat (Off).
2.  Pak de compressor bij het handvat en zet hem dan 
schuin, zodat de afvoerkraan zich in de laagste positie 
bevindt.
3.  Open de afvoerkraan.
4.  Houd de compressor in de schuine stand totdat al het 
condenswater uit het reservoir is gelopen.
ONDERHOUDSINTERVALLEN
FUNCTIE
NA DE EERSTE 100 
UREN
ELKE 100 UREN
Reiniging van de zuiglter en/of 
vervanging van het ltrerende element
● ●
Het lossen van de condens vanuit de 
tank
Dagelijks en na het werk.