Buitenluchtaansluiting en luchtaanslui-
ting aangrenzende ruimte
Fig. 44 - 45. 
De 42 GW units zijn voorzien van een z.g. ‘knock-out’ (voorgeponste) •
opening in de omkasting.         
Hierop kan een luchtkanaal worden aangebracht, waarmee de unit 
verse buitenlucht kan aanzuigen.
Verwijder de ingekeepte dampdichte isolatie aan de buitenkant en •
doorboor de voorgeponste opening. 
Luchtaansluiting aangrenzende ruimte
Trek op het polystyreen met een potlood de contouren na van de 
binnenranden van de knock-out opening. 
Snij het polystyreen weg en let er daarbij op dat u de warmtewisselaar 
niet beschadigt.
Buitenluchtaansluiting
Verwijder het polystyreen uit de buitenluchtopening. 
Breng, nadat het frame in de buitenluchtopening is geplaatst, de 
meegeleverde isolatie aan om koudebruggen te voorkomen.
Monteer de grille.
Gebruik kanalen die geschikt zijn voor bedrijfstemperaturen van •
60°C (continu). Gebruik voor doorvoeren exibel polyester (met 
spiraalkern) of geribd aluminium dat aan de buitenkant is afgewerkt 
met dampdicht materiaal (berglas, 12 +/- 25 mm dikte).
Alle niet-geïsoleerde kanalen moeten worden afgewerkt met •
dampdichte isolatie (bijv. neopreen, 6 mm dik).
Als deze aanwijzingen niet worden opgevolgd acht Carrier BV zich 
niet aansprakelijk voor eventuele schade en vervalt de garantie.
Van de twee voorgeponste openingen mag er maar 1 worden •
gebruikt voor het toevoeren van geconditioneerde lucht aan een 
aangrenzende ruimte. Dus niet allebei tegelijk.
Het kanaalwerk kan worden gedimensioneerd volgens de •
diagrammen, waarbij ook rekening moet worden gehouden 
met drukverliezen door roosters en luchtlters en de daarmee 
samenhangende hogere geluidsniveaus in de kanalen.
Buitenluchttoevoer (Fig. 46)
De extra ventilator voor buitenluchttoevoer (levering derden) moet •
worden aangesloten op de klemmenstroom volgens de met de 
ventilator meege lever de elektrische schema’s. 
De ventilatormotor werkt parallel met de regelafsluiter en de motor 
schakelt af wanneer de afsluiter dicht gaat.
Voor winterbedrijf met toevoer van buitenlucht wordt toepassing van •
een vorstbeveiliging, instelling 2°C, aanbevolen.    
Plaats de voeler van de opnemer op de gekoeldwater retour lei ding. 
Sluit de vorstbeveiliging elektrisch aan vóór de extra ventilator (zie 
schema).
De hoeveelheid buitenlucht mag maximaal 10% van de totale •
luchthoeveelheid bedragen, om werkingspro ble men of teveel 
geluid te voorkomen.         
Voor hogere percentages buitenlucht moet een "Kit voor 
buitenluchtaansluiting" (accessoire) worden toegepast.   
Op de voor gestanste panelen van de unit worden dan kanalen 
aangesloten waardoor in de aangrenzende ruimte via een 
uitblaasornament lucht kan worden ingeblazen.
Monteer in het kanaal een toevoerluchtlter om vervuiling te •
voorkomen.           
Dit lter maakt bovendien montage van een kanaalafsluitklep 
overbodig bij langere uitbedrijfstelling.
Luchtaansluiting aangrenzende ruimte
(Fig. 47)
Voor het toevoeren van gekoelde lucht naar een aangrenzende •
ruimte moeten 1 of 2 luchtgeleideschoepen worden 
gesloten, overeenkomend met de kanalen. Gebruik hiervoor 
de luchttoevoerrooster afsluiterkit (accessoire).   
De kit mag niet worden toegepast op een unit met elektrisch 
verwarmingselement (type 40GWE).     
In de scheidingswand tussen de geconditioneerde ruimte (waar 
de unit is gemonteerd) en de aangrenzende ruimte, moet worden 
voorzien in een retourluchtpad zoals in de tekening is aangegeven.
Het kanaalwerk kan worden gedimensioneerd volgens de •
diagrammen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met 
drukverliezen door roosters en luchtlters.
In luchtkanalen naar aangrenzende ruimten mogen GEEN •
koolstof- of elektrostatische lters worden toegepast.