22 Aan de slag (functies zijn per model verschillend)
De geheugenkaartlezer gebruiken:
1 Duw de kaart zo ver mogelijk in de sleuf.
Het activiteitslampje (A) op de kaartlezer gaat branden en de computer detecteert de
kaart automatisch.
2 Selecteer een programma om uw bestanden te openen. U kunt bestanden van en naar
de kaart kopiëren.
Of
Als het AutoPlay scherm niet opent klikt u op de Start toets, daarna op Computer en
daarna dubbelklikt -u op het Geheugenkaart pictogram om de bestanden op de
kaart te tonen. U kunt bestanden van en naar de kaart kopiëren.
3 Als u klaar bent klikt u met de rechter-muisknop op het schijf pictogram, daarna klikt u
op Uitwerpen, controleer of het activiteitslampje van de geheugenkaartlezer aan of
uit is, maar niet knippert, en verwijderd vervolgens de kaart.
LET OP: U moet de kaart correct plaatsen. Let op de richting van de inkeping aan de
hoek van de kaart. Voor meer informatie opent u de Help en ondersteuning of
raadpleegt u de ondersteuningswebsite; zie “Meer informatie verkrijgen” op
pagina 25.
Ook:
■ CompactFlash- en Microdrive-kaarten passen maar op één manier en kunnen dus
niet foutief worden ingevoerd. Plaats de kaart met de aansluiting (gaatjes) in
de sleuf.
■ Sommige geheugenkaarten, zoals de CF Ultra/III, zijn niet compatibel met de
geheugenkaartlezer die bij uw computer werd geleverd.
■ Gebruik geen SM en xD media tegelijkertijd in de geheugenkaartlezer. De lezer
herkent alleen de eerste kaart die wordt ingevoerd.
LET OP: Verwijder de kaart niet wanneer het lampje van de kaartlezer
knippert. Dit kan gegevensverlies tot gevolg hebben.