7.3 Diagnose van kleine storingen
De controles voor het starten zijn uitgevoerd.
Ga over tot de controles.
De accu is correct aangesloten en opgeladen.
Plaats de accu, vervang hem door een
nieuwe accu, indien nodig.
De brandstofkraan is geopend.
De ontstekingsbougie(s) is/zijn in goede staat
en correct aangesloten.
Controleer de ontstekingsbougie(s).
De te gebruiken apparaten zijn niet
aangesloten voor het starten.
Maak de apparaten los voordat u opnieuw
probeert het stroomaggregaat te starten
De zekeringen van de APM202 zijn niet defect
(de controlelampen lichten op).
Laat het stroomaggregaat door een van
onze vertegenwoordigers controleren.
Het brandstofpeil is goed.
Werkt niet normaal
(geluid, rook, enz.)
Het onderhoud van de onderdelen van het
stroomaggregaat is correct uitgevoerd.
Voer het onderhoud van het
stroomaggregaat conform de voorschriften
uit
Laat het stroomaggregaat door een van onze
vertegenwoordigers controleren.
Levert geen elektrische
stroom
De vermogensschakelaar(s) is/zijn
ingeschakeld.
Controleer de inhoud van het
stroomaggregaat en druk op de
vermogensschakelaars.
De aangesloten apparaten of hun elektrische
snoer zijn niet defect.
Probeer met een ander apparaat en een
ander elektrisch snoer.
Laat het stroomaggregaat door een van onze
vertegenwoordigers controleren.
7.4 Generator Smart Care
Als het apparaat is uitgerust met de optie "GS101-Generator Smart Care"
(A26), moeten de batterijen in het bluetoothkastje GSC101 worden
vervangen wanneer dat wordt aangegeven in de app Generator Smart Care
(ongeveer om de twee jaar).
1. Open het deksel van het kastje met behulp van een kleine
kruiskopschroevendraaier.
2. Verwijder de gebruikte batterijen en lever deze in bij een afvalinzamelpunt
met het oog op de recycling ervan.
3. Plaats twee nieuwe AAA-batterijen. Let daarbij op de polariteit (+/-).
4. Sluit het deksel van het kastje en schroef dit zorgvuldig dicht.
8 Technische specificaties
8.1 Voorwaarden voor het gebruik
De vermelde prestaties van de apparaten zijn verkregen onder de referentieomstandigheden volgens ISO 8528-1 (2005):
Totale atmosferische druk: 100 kPa - Omgevingstemperatuur van de lucht: 25°C (298 K) - Relatieve vochtigheid: 30 %.
De prestaties van de apparaten worden ongeveer 4% verminderd voor elke temperatuurstijging van 10°C en/of ongeveer 1% voor
elke toename van de hoogteligging met 100 m. De apparaten kunnen alleen stationair werken.
8.2 Capaciteit van het stroomaggregaat
Bereken het vereiste elektrische vermogen van de te gebruiken apparaten (in Watt)* alvorens het apparaat aan te sluiten en in
werking te stellen. Voor een goede werking moet het totaal van de vermogens in watt van de gelijktijdig gebruikte apparaten:
- meer dan 60 % van het nominale vermogen van het apparaat zijn (risico van onderbelasting);
- minder dan het nominale vermogen van het apparaat zijn tijdens continu gebruik (risico van overbelasting).
Door een veelvuldige of langdurige werking met onder- of overbelasting, ken het apparaat snel beschadigen. De ontstane schade is
niet gedekt door de garantie.
*Dit elektrische vermogen staat in de meeste gevallen aangegeven in de technische gegevens of op het typeplaatje van de apparaten. Sommige
apparaten hebben meer vermogen nodig bij het starten. Dit minimaal vereiste vermogen mag het maximale vermogen van het apparaat niet
overschrijden.