EasyManua.ls Logo

Primus F22 - Toevoegen Van Wasmiddel; Start de Wasmachine; Kaartenprogrammeringsapparaat

Primus F22
112 pages
Print Icon
To Next Page IconTo Next Page
To Next Page IconTo Next Page
To Previous Page IconTo Previous Page
To Previous Page IconTo Previous Page
Loading...
507 329 UITGAVE: 05/05 GEBRUIKSAANWIJZINGEN VOOR DE MACHINE 37
4.6. TOEVOEGEN VAN WASMIDDEL
R Wasmachines met vulvak op het bovenpaneel
) Vul volgens het gekozen programma het vulvak op de bovendeksel van de machine.
Vulvakje A: Voorwas (Voeg het wasmiddel aan het begin van wassen toe)
Vulvakje B: Hoofdwas (U kunt het waspoeder of bleekmiddel aan het begin van het wassen
of tijdens de wascyclus toevoegen. Wanneer u het middel al aan het begin van het wassen
toevoegt, komt het te vroeg in de wasmachine terecht.)
Vulvakje C: Laatste spoeling
(U kunt de wasverzachter aan het begin van het wassen of vóór de laatste spoeling
bijvoegen.)
R Wasmachines met vultrechter op de voorkant.
) U vult de vultrechter op het bovendeksel van de machine naar het gekozene programma.
Vultrechter A : Het eerste wassen
Vultrechter B : Het tweede wassen
Vultrechter D : Het laatste centrifugeren
Voor het starten van de wascyclus voegt u het wasmiddel toe. Het programma kunt u altijd onderbreken
door het openen van de vultrechter voor het toevoegen van wasmiddel in dezelfde dosierer.
R Wasmachines die aangesloten zijn op het doseringssysteem van vloeibare wasmiddelen.
) U controleert of het doseringssysteem in bedrijf is en of er voldoende vloeibare wasmiddelen zijn.
R Standaardwasprogramma‘s en wasprogramma‘s aangepast door de klant.
Deze uitleg geldt alleen voor standaardwasprogramma’s. Bij door de klant aangepaste programma‘s is het
mogelijk andere vulvakken te kiezen (zie het Programmeringshandboek).
R Opmerking : - Het is aangeraden om alleen wasmiddelen te gebruiken met anti-schuimmiddel dat
gemakkelijk gevonden kan worden in de detailhandel. De dosering van de zeep is normaal aangebracht op
de verpakking. Een overdosis zeep kan leiden tot slechte wasresultaten en zeepoverloop dat de machine
kan beschadigen.
Controleer of het deksel van de zeepbak gesloten is als de machine start
4.7. START DE WASMACHINE
4.7.1. KAARTENPROGRAMMERINGSAPPARAAT
Controleer of de
temperatuurinstelling op de
thermostaat (6) met de gekozen
kaart overeenkomstig is.
Zet de schakelaar (1) in positie "0".
Leg de programmakaart (2) in de
programmeringsunit op zo een
manier, dat de dikke blauwe streep
niet te zien is.
Afb. 4.7.1. Kaartenprogrammeringsapparaat
Zet de schakelaar (1) in positie "1" en druk op de groene druktoets (3) om het wasprogramma te starten.
Het controlelampje (9) brandt indien de programmeringsunit in werking is. Het is uit tijdens het opnemen en
verwarmen van water.
Het controlelampje (8) brandt indien de machine onder spanning staat, i.e. de hoofdschakelaar van de
machine en het elektrische schakelbord van de wasserij ingeschakeld zijn.
Het controlelampje (10) brandt indien het verwarmen van de machine ingeschakeld is.
ONDERBREKEN:
Indien gewenst het programma te onderbreken, zet de schakelaar (1) in positie "0". Om een bepaald
gedeelte van het programma overteslaan of te herhalen, zet de schakelaar (1) in positie "0", door het
draaien van het wieltje (4) verplaats de kaart naar voren of naar achteren en zet de schakelaar terug in
positie "1".
STOPPEN:
De wasautomaat kan in volle gang gestopt worden door het indrukken van de rode druktoets (5). Indien
gewenst de wasautomaat opnieuw te starten, druk op de groene druktoets (3).
De druktoets "CENTRAALSTOP" (7) wordt ALLEEN in geval van gevaar of bedreiging van de personeel of
ernstig beschadiging van de machine gebruikt.
101008

Table of Contents

Related product manuals