Vlakschaafmachine                   NL 
WERKTIPS VOOR UW 
SCHAAFMACHINE 
WAARSCHUWING: Gevaar voor 
terugslag! Plaats de machine alleen 
op het werkstuk wanneer u deze hebt 
ingeschakeld.
1. STANDAARD VLAKSCHAVEN
Stel de gewenste schaafdiepte in. Plaats 
het voorste gedeelte van de grondplaat plat 
op het werkoppervlak. Schakel de machine 
in en duw uw schaafmachine naar voren. 
Hij zal beginnen te schaven. Houd altijd de 
volledige grondplaat plat op het oppervlak om 
te vermijden dat het schaafmes wegspringt. 
Beweeg de schaafmachine gelijkmatig 
over het werkoppervlak. Voor de meeste 
toepassingen zal een schaafdiepte van 0-2mm 
een goede afwerking van het oppervlak 
leveren. Het is aanbevolen een kleine 
schaafdiepte te gebruiken en het schaafproces 
te herhalen.
2. RAND AFSCHUINEN
Gebruik de V-groef in de grondplaat (15) om 
de rand van het werkstuk af te schuinen (zie 
I). Leid de schaafmachine langs de rand en 
behoud een constante hoek en druk om een 
goede afwerking te verkrijgen. U kunt de 
hoek van de afschuining controleren met uw 
handen. Maak een testafschuining op een 
stukje hout. Zorg ervoor dat uw werkstuk 
stevig is vastgeklemd en aan de rand wordt 
ondersteund.
3. SPONNINGEN MAKEN
Gebruik de Meter voor de sponningdiepte 
(16). Monteer deze accessoires op 
uw schaafmachine. Stel de gewenste 
sponningdiepte in met behulp van de schaal 
en de markering naast de schaal op de 
behuizing van de schaafmachine (Zie J). 
Maak de vergrendelingsschroef (18.4) los en 
stel de gewenste sponningbreedte in (max. 
82mm). Maak de vergrendelingsschroef 
(18.4) vast. Stel de gewenste sponningdiepte 
overeenkomstig in met de meter voor de 
sponningdiepte (16) (max. 9mm) (Zie K). 
Maak de sponningen zo vaak als nodig om de 
gewenste sponningdiepte te bereiken. Zorg 
ervoor dat de schaafmachine wordt geleid met 
een zijdelingse ondersteuningsdruk.
 
ONDERHOUD
Trek de voedingskabel uit de aansluiting 
voordat u eventuele aanpassingen, 
reparaties of onderhoud uitvoert.
Dit gereedschap bevat geen onderdelen 
waaraan de gebruiker onderhoud kan of moet 
uitvoeren. Gebruik nooit water of chemische 
reinigingsmiddelen voor het schoonmaken 
van uw elektrische gereedschap. Veeg het 
schoon met een droge doek. Bewaar uw 
elektrische gereedschap altijd op een droge 
plek. Houd de ventilatiegleuven van de motor 
schoon. Houd alle bedieningselementen vrij 
van stof. Er kunnen vonken zichtbaar zijn in de 
ventilatiegleuven. Dit is normaal en leidt niet 
tot beschadiging van uw gereedschap.
Is de voedingskabel beschadigd, dan moet hij, 
om risico te voorkomen, worden vervangen 
door de fabrikant, zijn vertegenwoordiger of 
een ander bevoegd persoon.
BESCHERMING VAN HET 
MILIEU
Afgedankte elektrische producten 
kunt u niet met het normale huisafval 
weggooien. Breng deze producten, 
indien mogelijk, naar een recyclecentrum bij u 
in de buurt. Vraag de verkoper of de gemeente 
naar informatie en advies over het recyclen 
van elektrische producten.