107
NEDERLANDS
Namen van de kettingzaag en bijbehorende
termen
• Zagen - Het proces van het in stukken zagen van een geveilde
boom of eenhoutblok.
• Motorrem - Een voorziening voor het tot stilstand brengen
van de ketting van de zaag wanneer de aan/uit-schakelaar
wordtlosgelaten.
• Aandrijfgedeelte kettingzaag - Een kettingzaag zonder de
zaagketting en hetzwaard.
• Aandrijfwiel of kettingwiel - Het getande gedeelte dat de
zaagkettingaandrijft.
• Vellen - Het proces van het omzagen van eenboom.
• Zaagsnede tegenkant - De eindzaagsnede die wordt gemaakt
aan de tegenovergestelde zijde van deinkeping.
• Voorste handgreep - De ondersteunende handgreep die zich
aan of bij de voorzijde van de kettingzaagbevindt.
• Voorste handbeschermkap - Een structurele afscherming
tussen de voorste handgreep van een kettingzaag en
het zwaard, gewoonlijk dichtbij de handpositie op de
voorstehandgreep.
• Zwaard - Een stevige structuur met rails die de zaagketting
ondersteunt enleidt.
• Scherm van het zwaard - Afscherming die over het zwaard is
gemonteerd die aanraking met de tanden voorkomt wanneer
de zaag niet wordtgebruikt.
• Terugslag - De achterwaartse of opwaartse beweging, of
beide, van het zwaard, die optreedt wanneer de zaagketting
bij de neus van het bovenste gedeelte van het zwaard in
contact komt met een voorwerp, zoals een houtblok of tak,
of wanneer het hout zich sluit en de zaag in de zaagsnede
wordtvastgeknepen.
• Terugslag, beknelling - De snelle terugslag van de zaag
die zich kan voordoen wanneer het hout zich sluit en de
bewegende zaagketting langs de bovenzijde van het zwaard
in de zaagsnede wordtvastgeknepen.
• Terugslag, roterend - De snelle opwaartse en achterwaartse
beweging van de zaag die zich kan voordoen wanneer de
bewegende zaagketting bij het bovenste gedeelte van de tip
van het zwaard in contact komt met een voorwerp, zoals een
houtblok of eentak.
• Snoeien - Het verwijderen van takken van een geveldeboom.
• Ketting met geringe terugslag - Een ketting die minder
terugslag geeft. (bij een test op een representatieve
verzameling van kettingzagen.)
• Normale zaagpositie - De posities die worden aangenomen bij
het klein zagen van standen of het vellen van eenboom.
• Inkeping - Een zaagsnede voor het maken van een inkeping in
de stam, die de richting bepaalt waarin de boomvalt.
• Achterste handgreep - De ondersteunende handgreep die zich
aan of bij de achterzijde van de kettingzaagbevindt.
• Zwaard voor minder terugslag - Een zwaar dat heeft bewezen
aanzienlijk minder terugslag tegeven.
• Vervangende zaagketting - Een ketting die minder terugslag
geeft bij tests op bepaalde kettingzagen.
• Zaagketting - Een ronde ketting met zaagtanden die het hout
zagen, en die wordt aangedreven door de motor en wordt
ondersteund door hetzwaard.
• Geribbelde stootrand - Met met behulp van de ribbels wordt bij
het vellen of afzagen de zaag gedraaid en kan de zaag tijdens
het zagen op z’n plaats wordengehouden.
• Schakelaar - Een voorziening door middel waarvan een
elektrisch voedingscircuit naar de motor van de kettingzaag
tot stand wordt gebracht of wordtonderbroken.
• Schakelverbinding - Het mechanisme dat beweging
overbrengt van een aan/uit-schakelaar naar deschakelaar.
• Schakelaarblokkering - Een beweegbare vergrendeling die
ervoor zorgt dat de schakelaar pas wordt bediend wanneer de
blokkering isopgeheven.
Bedoeld gebruik
De
DCM565 kettingzaag is bij uitstek geschikt voor
snoeien en voor het zagen van houtblokken van maximaal
35cmdoorsnee.
Overige risico’s
Ondanks het toepassen van de relevante
veiligheidsvoorschriften en het toepassen van
veiligheidsapparaten kunnen sommige overige risico’s niet
worden vermeden. Dit zijn:
• Gehoorbeschadiging .
• Risico op persoonlijk letsel door rondvliegendedeeltjes.
• Risico van brandwonden omdat accessoires tijdens het
gebruik heetworden.
• Risico van persoonlijk letsel als gevolg van langduriggebruik.
Elektrische veiligheid
De elektrische motor is slechts voor één voltage ontworpen.
Controleer altijd of het voltage van de accu overeenkomt
met het voltage op het typeplaatje. Zorg er ook voor dat
het voltage van uw oplader overeenkomt met dat van
uwstroomvoorziening.
Uw
oplader is dubbel geïsoleerd in
overeenstemming met EN60335; daarom is geen
aardingnodig.
Als het stroomsnoer is beschadigd, moet het worden vervangen
door een speciaal geprepareerd snoer dat leverbaar is via het
servicecentrum.
Een verlengsnoer gebruiken
U dient geen verlengsnoer te gebruiken, tenzij dit absoluut
noodzakelijk is. Gebruik een goedgekeurd verlengsnoer
dat geschikt is voor de stroominvoer van uw oplader (zie
Technische gegevens). De minimale geleidergrootte is 1mm
2
;
de maximale lengte is 30m.
Als u een haspel gebruikt, dient u het snoer altijd volledig af
terollen.
BEWAAR DEZE INSTRUCTIES