Nederlands (NL)
70
4. Elektrische aansluiting
De elektrische aansluitingen moeten gemaakt wor-
den door een geautoriseerde electriciën, en in over-
eenstemming met de lokale regelgeving.
5. Opstarten
6. Alarmmeldingen
6.1 Anti-pendel
In- en uitschakelen van de functie
1. Druk 3 seconden op [Reset] totdat "Power on"
begint te knipperen.
2. Selecteer of de functie in- of uitgeschakeld dient
te zijn. Elke keer dat [Reset] wordt ingedrukt wis-
selt de unit tussen ingeschakeld en uitgescha-
keld.
"Pump on" is uit wanneer de functie is uitgescha-
keld.
"Pump on" is aan wanneer de functie is inge-
schakeld.
Druk 3 seconden op [Reset] om terug te gaan naar
bedrijf.
Waarschuwing
Controleer dat de voedingspanning en
frequentie overeenkomen met de span-
ning en frequentie die op het type-
plaatje vermeld staan.
Waarschuwing
Voordat u enige aansluitingen in de
unit maakt, dient u er zeker van te zijn
dat de voedingspanning is uitgescha-
keld en dat deze niet per ongeluk kan
worden ingeschakeld.
De unit moet worden aangesloten op
een externe netschakelaar met een
contact-opening van ten minste 3 mm
in alle polen.
Uit voorzorg moet de unit worden ver-
bonden met een geaard stopcontact.
Aanbevolen wordt om de permanente
opstelling te voorzien van een aardlek-
schakelaar (ELCB) met een uitschakel-
stroom < 30 mA.
Schakel de pomp niet in voordat deze
gevuld is met vloeistof.
Als een droogloopalarm is afgegeven,
dan moet de oorzaak worden gevonden
voordat de pomp opnieuw wordt inge-
schakeld, om schade aan de pomp te
voorkomen.
De anti-pendelfunctie kan een heel laag
gebruik als pendelen beschouwen en
de pomp ten onrechte uitschakelen.
Als dit gebeurt, kan de functie worden
uitgeschakeld.