50 NL
12. Afvoer en recycling
Het apparaat wordt geleverd in een verpakking om te
voorkomen dat deze beschadigd tijdens het transport.
De grondstoffen in deze verpakking kunnen worden her-
gebruikt of gerecycled. Apparatuur en toebehoren zijn
gemaakt van diverse materialen, zoals metaal en kunst-
stof. Defecte onderdelen moeten worden afgevoerd als
speciaal afval. Vraag uw dealer of uw gemeente.
2 Trek op snelle wijze aan het startkoord om overtollige
olie te verwijderen uit de verbrandingskamer.
3 Reinig de bougie en controleer of de elektrodeafstand
correct is, of plaats een nieuwe bougie met de juiste
elektrodeafstand.
4 Prepareer de apparatuur voor gebruik.
5 Vul de tank met het desbetreffende mengsel van brand-
stof en olie. Zie de paragraaf „Brandstof en olie“.
Transport
Om de machine te vervoeren, leeg de benzinetank zoals
beschreven in hoofdstuk 8: Brandstof aftappen. Verwij-
der grof vuil van de apparatuur met een borstel of een
handborstel.
13. Probleemoplossingen
De onderstaande tabel bevat een lijst van de probleemsymptomen en legt uit wat u kunt doen om het probleem op te lossen
als uw apparatuur niet goed werkt. Als het probleem zich blijft voordoen na de lijst doorgewerkt te hebben, neem dan con-
tact op met de dichtstbijzijnde servicewerkplaats.
Belangrijke tip in geval van het verzenden van de apparatuur naar een servicebedrijf:
Om veiligheidsredenen dient u ervoor te zorgen dat de apparatuur zonder olie en benzine wordt verzonden!
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing
Het apparaat start niet. • Luchtlter is vervuild.
• Brandstoflter is verstopt.
• Gebrek aan brandstoftoevoer.
• Storing in de brandstoeiding.
• Startinrichting is defect.
• Motor is plotseling tot stilstand gekomen
• De bougiedop is niet bevestigd.
• De bougie vonkt niet.
• Motor defect.
• Carburateur defect.
• Reinig/vervang het luchtlter.
• Reinig of vervang het brandstoflter.
• Voeg brandstof toe.
• Controleer de benzineslang op knikken en
schade.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Verwijder de bougie, reinig en droog deze; trek
dan meerdere keren aan het startkoord; bevestig
de bougie.
• Controleer de correcte positieve van de
bougiedop.
• Maak de bougie schoon of vervang deze, indien
van toepassing.
• Controleer de bougiekabel op schade.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
De motor start maar
stopt daarna.
• Verkeerde afstelling van de carburateur
(stationair toerental).
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
De motor start maar het
maaimechanisme stopt.
• Maaimechanisme is geblokkeerd.
• Intern defect (aandrijfas, tandwielbak).
• Koppeling defect.
• Zet de motor uit en verwijder het blokkerende
object.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
De motor loopt
onregelmatig (sputtert).
• Carburateur verkeerd afgesteld.
• Bougie zit vol roet.
• Aan/uit knop defect.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Maak de bougie schoon of vervang deze.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
Er wordt rook
geproduceerd.
• Verkeerd brandstofmengsel.
• De carburateur is verkeerd afgesteld.
• Gebruik een tweetaktmengsel in de verhouding
40:1.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
Het apparaat werkt niet
op volle kracht.
• Het apparaat is overbelast.
• Luchtlter vervuild.
• De carburateur is verkeerd afgesteld.
• De geluiddemper is geblokkeerd.
• Forceer niet tijdens het maaien/trimmen.
• Maak het luchtlter schoon of vervang deze.
• Neem contact op met de servicewerkplaats.
• Controleer de uitlaat.
De grastrimmer werkt
niet op volle toeren.
• Draad te kort of beschadigd.
• Het apparaat is overbelast daar het gras te
hoog is.
• Geef meer draadlengte of vervang deze.
• Maait het gras in meerdere etappes.
Draad wordt niet
aangevoerd.
• De spoel is leeg. • Vervang de spoel.