139 NL/BE
De manchet
1
dient dusdanig rond de bovenarm te
worden aangebracht, dat de onderste rand 2-3 cm bo-
ven de binnenkant van de elleboog en boven de arterie
ligt. De manchetslang
2
wijst in de richting van het
midden van de handpalm.
Bevestig nu het vrije uiteinde van de manchet
1
strak,
maar niet te strak om de arm en sluit de klittenbandslui-
ting (Afb. E). De manchet
1
moet zo strak zijn ge-
plaatst, dat er nog twee vingers onder de manchet
1
kunnen komen (afb. F).
Steek vervolgens de manchettenslang
2
met de man-
chetstekker
3
in de aansluiting (afb. G).
Juiste lichaamshouding aannemen
Opmerking: gedraag u tijdens de meting rustig en
spreek niet om het meetresultaat niet te vervalsen.
U kunt de meting zittend of liggend uitvoeren. Let er al-
tijd op dat de manchet
1
zich ter hoogte van het hart
bevindt (afb. H-J).
Ga voor de bloeddrukmeting comfortabel zitten. Leun
met uw rug en armen naar achter. Kruis uw benen niet.
Zet uw voeten plat op de grond.
Het is belangrijk om tijdens de meting rustig te zijn en
niet te spreken, zodat het meetresultaat niet wordt ver-
valst.