26
Installatie
• Controleer dat de maximale inlaatdruk niet
groter is dan de ontwerpdruk van de regelaar.
• De regelaar mag alleen gehesen worden hijs-
banden om het huis.
• Hou voldoende ruimte vrij om de regelaar tbv
onderhoud.
• Voordat de gasdrukregelaar in de installatie
wordt geplaatst, dienen de volgende punten
te worden gecontroleerd:
• Inlaat- en uitlaatflenzen van de installatie dienen
parallel t.o.v. elkaar te staan om zodoende te
regelaar spanningsvrij te kunnen monteren.
• De inlaatzijde van de installatie moet schoon
zijn (geen, zand, lasslakken etc.).
• De gasdrukregelaar mag geen visuele bescha-
digingen hebben.
• De in- en uitlaatkamers van de gasdruk- rege-
laar dienen schoon te zijn.
• Draag er voor zorg dat de richting van de gas-
stroom overeenkomt met de pijl op het huis van
de gasdrukregelaar.
Installatie positie
De installatie positie is vrij te selecteren.
Meetleidingen
• Een meetleiding is niet noodzakelijk bij een
interne inpuls (< 4 bar).
• Bij een externe inpuls (>4 bar), dient de meet-
leiding dan te worden aangesloten op een tur-
bulent vrije leidingstuk, bij voorkeur een rechte
lengte aan de uitlaatzijde (ongeveer 5x D).
• Aansluiting: G1/2”/EO-12 (regelaar).
• Aansluiting: G1/4”/EO-6 (SSV).
• Voorkeursmateriaal meetleiding:
• Ermeto-pijp EO-12 / -6,staal verzinkt.
Afblaas leiding
• Afblaasleidingaansluiting 133 G
3
/4“
• Afblaasleidingaansluiting 233/243/ 244 G 1”
• Voor het realiseren van snelle en goede regeling
van de regelaar dienen de volgende diameters
van de afblaasleiding in acht te worden geno-
men:
• Tot 3m afblaasleiding, minimale diameter DN20;
• Meer dan 3m afblaasleiding, diameter DN25
of groter.
Opstart instructie
• Om de gasdrukregelaar na montage goed in
bedrijf te stellen, dient men de volgende pro-
cedure in acht te nemen:
• Controleer of de in- en uitgaande afsluiters
dicht zijn.
• Open langzaam de ingaande afsluiter.
• Ontgrendel de afslagveiligheid (zie ook pagina
27)
• Controleer dat de uitlaatdruk langzaam oploopt
op de uitgaande manometer, de uitlaatdruk
moet niet meer oplopen dan de sluitdruk van
de gasdrukregelaar.
• Open de langzaam de uitgaande afsluiter om
de gaslevering zo stabiel mogelijk te houden.
Regelaar- en SSV instellingen.
• De regelaar wordt geleverd volgens de speci-
ficatie zoals opgegeven in de inkoopopdracht.
Indien de uitlaatdruk of afslagwaarde van de
SSV dient te worden veranderd, ga dan te werk
volgens onderstaande procedure:
• Verhogen uitlaat-/afslagdruk:
Draai de instelschroef met de klok mee.
• Verlagen uitlaat-/afslagdruk:
Draai de instelschroef tegen de klok in.