De faxfunctie gebruiken
F-16
2
Nederlands
D Selecteer [Snelkiezen] of [Verkort kiezen] en selecteer daarna het
registratienummer in de lijst.
E Geef de [Naam] en het [Faxnummer] op.
F Geef indien nodig het wachtwoord van de beheerder op.
G Klik op [Indienen].
H Sluit uw programma voor webbrowsing.
Kiesinstellingen faxen
Belangrijkste functies voor het verzenden
van een fax
In dit gedeelte worden de
belangrijkste functies beschreven
voor het verzenden van een fax.
A Druk op {Facsimile}.
B Plaats het origineel op de
belichtingsplaat of in de ADF.
Configureer zo nodig de
geavanceerde scaninstellingen.
C Geef met de cijfertoetsen het
faxnummer op (maximaal 40
tekens).
D Druk op {Z&W Start}.
Wanneer u bij het verzenden
vanuit het geheugen gebruikmaakt
van de glasplaat, wordt u
gevraagd het volgende origineel te
plaatsen. Ga in dat geval verder
met de volgende stap.
E
Als u meer originelen wilt scannen,
drukt u binnen 60 seconden op
{
1
}
,
plaatst u het volgende origineel op
de glasplaat en drukt u op
{
OK
}
.
Herhaal deze stap totdat alle
originelen zijn gescand.
Als u niet binnen 60 seconden op
{1} drukt, gaat het apparaat het
nummer van de bestemming
kiezen.
Item Instelling Beschrijving
Snelkiezen / Verkort
kiezen
Verplicht Selecteer het nummer waaraan u
snelkiezen of verkort kiezen wilt
koppelen.
Naam Optioneel Naam van de bestemming. De naam die
u hier opgeeft, ziet u op het scherm als u
een faxbestemming selecteert. Het
wachtwoord mag uit maximaal 20 tekens
bestaan.
Faxnummer Verplicht Faxnummer van de bestemming. Het
wachtwoord mag uit maximaal 40 tekens
bestaan.