NL
27
4) Test
1. Zodra de regeleenheid elektrisch gevoed is, hoort u 4 Beeptonen.
2. Signalering van het Wind niveau via een aantal knipperen van ROOD licht.
3. Signalering van het Zon niveau via een aantal knipperen met GROEN licht.
Voor het verband tussen aantal knipperen en niveauwaarde wordt verwezen naar Tabel B1 en B2.
Onderstaande beschrijving betreft het gebruik van een motor voor zonneschermen, in andere gevallen kunnen analoge procedures gevolgd worden.
Volg onderstaande stappen om te controleren of de sensor goed geïnstalleerd is.
Tabel “A” Aanzetten Voorbeeld
1. Zodra de regeleenheid elektrisch gevoed is, hoort u 2 lange beeptonen.
“ON” 5s
2. Druk binnen 5 seconden op toets ■ van de zender die opgeslagen moet worden en houd deze
(ongeveer 3 seconden lang) ingedrukt. 3s
3. Laat toets ■ los wanneer u de eerste van de 3 beeptonen hoort die het opslaan bevestigen.
Opmerking: Indien de regeleenheid reeds codes bevat, hoort u bij het aanwetten 2 korte beeptonen en kunt u niet op de hierboven beschreven
wijze te werk gaan, maar moet u de andere wijze van opslaan volgen (Tabel “A2”).
Tabel “A1” Eerste zender wordt in het geheugen opgeslagen Voorbeeld
Wanneer de sensor onder spanning gezet wordt, gebeurt het volgende:
- geluidssignaal bij het aanzetten (4 Beeptonen )
- ROOD knipperlicht( voorgeprogrammeerd = 3 ), gelijk aan ingestelde WIND niveau,
vervolgens GROEN knipperlicht (voorgeprogrammeerd = 3 ), gelijk aan ingestelde ZON niveau.
1. Houd toets ■ van de nieuwe zender ingedrukt totdat u (na ongeveer 5 seconden)
een beeptoon hoort. Nieuw 5s
2. Druk langzaam 3 keer op toets ■ van een reeds ingeschakelde (oude)
Oude X3
3. Druk nogmaals op toets ■ van de nieuwe zender.
Nieuw
4. Aan het einde signaleren 3 beeptonen dat de nieuwe zender goed opgeslagen is.
Opmerking: Indien het geheuven vol is, signaleren 6 Beeptonen dat de zender niet Opgeslagen kan worden.
4.2) Controle WIND sensor
- Plaats het zonnescherm op een punt tussen open en dicht.
- Laat de anemometer draaien (eventueel met beulp van een haardroger) op een snelheid boven het ingestelde niveau (het door de fabriek
ingestelde niveau is 15 km/h, hetgeen overeenkomt met ongeveer 4 omwentelingen per seconde).
- Nadat het WINd niveau tenminste 3 seconden lang overschreden is, moet een manoeuvre van start gaan in de richting die overeenkomt met
toets ▲ van de afstandsbesturingen. U ziet ROOD licht knipperen, ten teken dat de opdracht inderdaad verzonden is.
4.3) Controle ZON sensor
- Zet motor en sensor uit en weer aan.
- Plaats het zonnescherm op een punt tussen dicht en open.
-Verlicht de sensor met een lichtbron (zon of lamp) met een lichtsterkte die groter is dan de ingestelde waarde (het door de fabriek ingestelde
niveau is 10 KLux, overeenkomend met de ZON op een heldere ochtend).
- Na 2 minuten moet een manoeuvre van start gaan die overeenkomt met toets ▼ van de afstandsbedieningen.
U ziet GROEN licht knipperen ten teken dat de opdracht inderdaad verzonden is.
Tabel “A2” Het in het geheugen opslaan van andere zenders Voorbeeld
4.1) Code in het geheugen opslaan
Opdat de naar de sensor gezonden opdrachten een uitwerking kunnen hebben op de motoren en/of regeleenheden, moet de code in het geheugen
opgeslagen worden, net zoals in een afstandsbediening. Elke afstandsbediening wordt via een van alle andere verschillende “code” herkend door de
ontvanger. Daarom is een “opslag” fase noodzakelijk waarin de ontvanger ingesteld wordt op het herkennen van elke afzonderlijke radiobesturing. Hij
wordt gebruikt als een afstandsbediening door op het knopje ( ) te drukken. U hoort een beeptoon ( ) en u ziet na ongeveer 1 seconde dat de
Led met ROOD licht gaat knipperen, ten teken dat hij aan het zenden is. De zending vindt plaats zolang de toets ingedrukt blijft en duurt hoogstens
ongeveer 12 seconden. De opslagprocedure hangt af van de gebruikte ontvanger. Raadpleeg daarom de instructies voor de ontvanger. Het meren-
deel van de automatismen van NICE volgt de volgende procedure: indien het geheugen geen enkele code bevat, kan men voor de invoering van de
eerste radiobesturing te werk gaan volgens Tabel A1, anders, indien er reeds een of meerdere zenders in het geheugen opgeslagen zijn, kunnen er
andere ingeschakeld worden volgens Tabel A2.