35
NL
31. STORINGEN, OORZAKEN EN OPLOSSINGEN
Alvorens werkzaamheden aan de machine uit te voeren moet u de handelingen
die in de paragraaf UITSCHAKELEN vermeld zijn uitvoeren.
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing
Als de schakelaar op de
stand “1” gezet wordt
start de machine niet.
Één van de
veiligheidsvoorzieningen
van de installatie
waar de machine op
aangesloten is (zekering,
aardlekschakelaar enz.)
is ingeschakeld.
Reset de
veiligheidsvoorziening.
Gebruik indien de
veiligheidsvoorziening
weer inschakelt de
machine niet en wend u
zich tot een vakman.
De stekker zit niet goed
in het stopcontact.
Haal de stekker uit het
stopcontact en steek de
stekker er goed in.
Als de schakelaar op de
stand “1” gezet wordt
gaat de lamp (LED) niet
aan.
De lamp (LED) is
doorgebrand.
Vervang de lamp (LED).
De machine trilt
abnormaal.
De machine is niet goed
bevestigd.
Controleer de bevestiging
en draai indien nodig de
bevestigingsschroeven
goed aan.
De arm-motoreenheid
is niet goed aan het
onderstel bevestigd.
Zet de betreffende
blokkeerhendel goed
vast.
De arm-motoreenheid
is niet goed aan het
onderstel bevestigd.
Zet de betreffende
blokkeerhendel goed
vast.
De slijpsteen is niet goed
op zijn plaats op de naaf
gemonteerd.
Demonteer de slijpsteen,
controleer of de slijpsteen
ongeschonden is en
monteer de slijpsteen
weer op de juiste manier.
- Indien het niet mogelijk is om de juiste werking van de machine te herstellen door
de aanwijzingen die in deze tabel staan op te volgen moet u zich tot een vakman
wenden.