59
NEDERLANDS
C
Smering
Uw elektrische gereedschap heeft geen aanvullende 
smeringnodig.
ONDERHOUD
Uw gereedschap op stroom is ontworpen om gedurende 
een lange tijdsperiode te functioneren met een minimum 
aan onderhoud. Het continu naar bevrediging functioneren 
hangt af van de juiste zorg voor het gereedschap en 
regelmatigschoonmaken.
 
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig 
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het 
gereedschap uit en ontkoppelt u het van de 
stroomvoorziening, voordat u enige aanpassing 
maakt of hulpstukken of accessoires verwijdert/
installeert. Het onbedoeld opstarten kan 
letselveroorzaken.
Binnenste oppervlakken uitgelijnd
1.  Leg de werkstukken neer zoals zij moeten 
wordensamengevoegd.
2.  Markeer de middelpunten van de lamellen aan de 
binnenzijde van devoeg.
3.  Stel de langsgeleiding in op 45°.
4.  Pas de langsgeleiding zo aan dat de lamel uitkomt aan 
de binnenzijde van de voeg waar het werkstuk dikker is. 
Selecteer de juistelamelgrootte.
5.  Klem het werkstuk vast en lijn het gereedschap uit, zoals 
wordt getoond (Afb.S4).
6.  Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordtbeschreven.
T-voegen (Afb.T1–T5)
Dit type voegen wordt meestal gebruikt voor het bevestigen 
van planken aan zijpanelen (Afb.T1).
1.  Plaats de werkstukken op een vlak oppervlak zoals zij 
moeten worden samengevoegd (als een omgekeerdeT).
2.  Markeer de middelpunten op hetplankgedeelte.
3.  Breng een lichte markering van de bovenzijde van de plank 
aan op het zijpaneel (Afb.T2).
4.  Klem de langsgeleiding boven op het zijpaneel, lijn het 
uiteinde van de plank uit met de lijn (Afb.T3).
5.  Selecteer de juistelamelgrootte.
6.  Stel de langsgeleiding in op 0°.
7.  Lijn met behulp van de markeringen op de grondplaat 
van het gereedschap het gereedschap uit met 
delamelmarkeringen.
8.  Maak een verticale (Afb.T4) en een horizontale (Afb.T5) 
zaagsnede bij elk van delamellocaties.
Lijsten samenvoegen (Afb.P1–P3)
1.  Plaats de werkstukken op een vlak oppervlak zoals zij 
moeten worden samengevoegd (Afb.P1,P2).
2.  Selecteer de juistelamelgrootte.
3.  Markeer de middelpunten van delamellen.
4.  Pas de instellingen van het gereedschap aan, zoals 
hierboven wordtbeschreven.
5.  Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordt beschreven 
(Afb.P3).
Hoeken samenvoegen (Afb.Q1, Q2)
1.  Leg de werkstukken neer zoals zij moeten worden 
samengevoegd (Afb.Q1).
2.  Selecteer de juistelamelgrootte.
3.  Markeer de middelpunten van delamellen.
4.  Klem voor de zaagsnede het werkstuk vast en lijn het 
gereedschap uit, zoals wordt getoond (Afb.Q2)
5.  Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordtbeschreven.
Verspringende voegen (Afb.R)
Ga als volgt te werk als u werkstukken van verschillende dikte 
samenvoegt:
1.  Leg de werkstukken neer zoals zij moeten 
wordensamengevoegd.
2.  Selecteer de juistelamelgrootte.
3.  Markeer de middelpunten van delamellen.
4.  Selecteer het werkstuk dat moetterugvallen.
5.  Stel de hoogteafstelling zo in dat de lamel zich in het 
midden van het werkstukbevindt.
6.  Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordtbeschreven.
7.  Pas de langsgeleiding naar boven aan met de afstand die 
gelijk is aan de gewenste verspringing. Lees de instelling af 
van deschaalverdeling.
8.  Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordtbeschreven.
Verstekzagen van voegen aan de randen 
(Afb.S1–S4)
Buitenste oppervlakken uitgelijnd
1.  Leg de werkstukken neer zoals zij moeten 
wordensamengevoegd.
2.  Markeer de middelpunten van de lamellen aan de 
buitenzijde van devoeg.
3.  Stel de langsgeleiding in op 90°.
4.  Pas de langsgeleiding zo aan dat de lamel uitkomt aan 
de binnenzijde van de voeg waar het werkstuk dikker is. 
Selecteer de juiste lamelgrootte (Afb.S2).
5.  Klem het werkstuk vast en lijn het gereedschap uit, zoals 
wordt getoond (Afb.S3).
6.  Frees de lamelsleuven zoals hierboven wordtbeschreven.