14
Gallagher 3E5315 S6 Lithium Solar Fence Energizer User Manual
Nederlands
afgesloten, gebruik dan elektrisch niet-geleidend materiaal of een geïsoleerde metalen afsluing.
• Gebruik in een elektrische afrastering geen prikkel- of scheermesdraad als geleider.
• Een niet-geëlectriceerde prikkeldraad- of scheermesdraad-afrastering mag als drager gebruikt
worden voor één of meer op afstand geplaatste elektrische afrasteringsdraden. Het dragende
systeem voor deze onder stroom staande afrasteringsdraden moeten dusdanig geconstrueerd zijn
dat een minimale afstand van 150 mm (6”) uit het vercale vlak van de stroomvrije prikkeldraad-of
scheermesafrastering wordt bewaard. De prikkel- en scheermesafrastering moeten op regelmage
afstanden geaard worden.
• Volg de installae-instruces met betrekking tot aarding.
• Installeer geen aardingssyteem (massa) voor uw afrastering binnen 10 m afstand (33 vt) vanaf enig
ander aardingssysteem die door nutsvoorzieningen e.d. wordt gebruikt (veiligheids-aarde e.d.).
• Gebruik aanvoerkabel met hoogspanning-isolae binnen gebouwen voor een eeceve isolae en
gebruik deze kabel ook op plaatsen waar blootliggende gegalvaniseerde draad eventueel aan corrosie
onderhevig is. Gebruik hiervoor geen kabel of snoer voor normale huishoudelijke toepassingen.
• Ondergrondse aansluitgeleiders moeten in een mantel uit geïsoleerd materiaal worden geplaatst
of er dient kabel met hoogspanningsisolae worden gebruikt. Let erop dat er geen schade aan de
aansluitdraden kan ontstaan door het in de grond zakken van hoeven van vee of door tractorwielen.
• Aansluitleidingen voor de afrastering mogen niet door dezelfde kabelgoot worden gevoerd waarin
netspanningskabels of communicae-of datakabels liggen.
• Aansluitleidingen en draden van een elektrische afrastering mogen niet over bovengrondse stroom-of
communicaeleidingen heen lopen.
• Indien mogelijk moeten afrasteringen niet onder bovengrondse hoogspanningsleidingen aangelegd
worden. Indien dit niet kan worden vermeden, dan dient de afrastering de bovengrondse leiding zo
haaks mogelijk te kruisen.
• Indien aansluitkabels en draden van een elektrische afrastering in de buurt van bovengrondse
lichtnetleidingen worden geïnstalleerd, dan mogen de onderlinge afstanden niet kleiner zijn dan wat
hieronder wordt aangegeven:
Afstand m
≤ 1 000
3
> 1 000 ≥ 33 000
4
> 33 000
8
• Indien aansluitkabels en draden van elektrische afrasteringen in de buurt van bovengrondse leidingen
worden geïnstalleerd, mag de bovengrondse hoogte niet groter zijn dan 3 m (9 vt).
Deze hoogte geldt aan beide kanten van de loodrechte projece op de grond vanuit de buitenste
geleiders van de hoogspanningslijn, op een afstand van:
- 2 m (6 ) voor stroomleidingen met een nominale spanning van niet meer dan 1000 V;