52
InstallatieInstallatie
Vóór de installatie
Neem vóór de installatie van dit toestel de volgende 
voorzorgsmaatregelen in acht.
#WAARSCHUWINGEN
•  Als u de ontstekingskabel (rood) en de accukabel 
(geel) op het chassis van de auto (massa) aansluit, 
kunt u kortsluiting veroorzaken waardoor brand 
kan ontstaan. Sluit deze kabels altijd aan op de 
voedingsbron die door de zekeringkast loopt.
•  Verwijder niet de zekering van de ontstekingskabel 
(rood) en de accukabel (geel). De voeding moet zijn 
aangesloten op de kabels via de zekering.
#LET OP
•  Installeer dit toestel in de console van uw auto. 
Raak het metalen deel van dit toestel tijdens of 
na het gebruik niet aan. Metalen delen zoals de 
behuizing worden heet.
 ✎ OPMERKING
•  De montage en aansluiting van dit product vereist 
kennis en ervaring. Voor uw eigen veiligheid dient 
u de montage en aansluiting over te laten aan 
deskundigen.
•  Zorg dat het toestel op een negatieve 12 Volt 
gelijkstroomvoeding is geaard.
•  Installeer het toestel niet op plaatsen die aan direct 
zonlicht, overmatige hitte of vochtigheid blootstaan. 
Vermijd tevens zeer stoffige plaatsen of plaatsen 
waar het toestel nat zou kunnen worden.
•  Gebruik geen eigen schroeven. Gebruik uitsluitend 
de bij het toestel geleverde schroeven. Het 
gebruik van verkeerde schroeven kan het toestel 
beschadigen.
•  Als het contact van uw auto geen ACC-stand heeft, 
moet u de ontstekingskabel met een spanningsbron 
verbinden die gelijk met het contact van de auto 
wordt in- of uitgeschakeld. Als u de ontstekingskabel 
verbindt met een spanningsbron waar constant 
spanning op staat, zoals een accukabel, kan de accu 
leeglopen.
•  Als de console een deksel heeft, moet u er bij 
de installatie van het toestel op letten dat het 
voorpaneel het deksel bij het openen en sluiten niet 
raakt.
•  Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst 
of de kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting 
veroorzaken en vervangt u de zekering door een 
nieuwe met dezelfde stroomsterkte.
•  Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of 
ander geschikt materiaal. Voorkom kortsluiting door 
de kapjes op het uiteinde van de niet-aangesloten 
kabels of aansluitingen niet te verwijderen.
•  Zet de bedrading met behulp van de kabelklemmen 
en wikkel de vinyltape rond de draden die in contact 
komt met de metalen delen en om te voorkomen 
dat de draden om kortsluiting te voorkomen.
•  Sluit de luidsprekerkabels correct aan op de 
corresponderende aansluitingen. Het toestel kan 
beschadigd raken of niet langer werken als u de 
¤-draden deelt of deze aardt met een metalen 
onderdeel van het voertuig.
•  Indien er maar twee luidsprekers op het systeem 
worden aangesloten, moeten de connectors óf 
op de beide voorste uitgangen óf op de beide 
achterste uitgangen worden aangesloten (verwissel 
voor en achter niet). Indien u bijvoorbeeld de ¢ 
connector van de linker luidspreker op een voorste 
uitgang aansluit, mag u de ¤ connector niet op een 
achterste uitgang aansluiten.
•  Controleer na het installeren van het toestel of de 
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers etc. van 
de auto correct functioneren.
•  Installeer het toestel zodanig dat een maximale hoek 
van 30° wordt bereikt.
•  Duw niet te hard op het paneeloppervlak tijdens de 
installatie van het toestel in het voertuig. Dit kan leiden 
tot krassen, schade of het niet meer goed functioneren.
•  De ontvangst wordt mogelijk slechter wanneer zich 
metalen voorwerpen in de buurt van de Bluetooth-
antenne bevinden.
Bluetooth-antenne
 Ñ Meegeleverde accessoires voor 
installatie
1
    x1
2
    x1
3
   x2
4
      x1
5
(3 m)
x1
B5K-0634-21_E_EnFrDeNlItEsPtRu.indb   52 2019/04/17   8:19