68
• wordt het zaagblad in de zaagspleet verdraaid
of in de verkeerde stand gebracht, kunnen de
tanden van de achterste zaagbladkant in het
oppervlak van het werkstuk klemmen, waardoor
het zaagblad uit de zaagspleet beweegt en de
zaag in de richting van de bedieningspersoon
terugspringt.
Een terugstoot is het gevolg van een verkeerd
of foutief gebruik van de zaag. Hij kan door
gepaste voorzorgsmaatregelen als volgt
worden voorkomen.
a) Hou de zaag met uw beide handen goed vast
en breng uw armen in een positie waarin u de
terugstootkrachten kan weerstaan. Blijf
steeds zijdelings van het zaagblad, nooit het
zaagblad in één lijn met uw lichaam brengen.
Bij een terugstoot kan de cirkelzaag achteruit
springen; de bedienaar kan echter de
terugstootkrachten meester zijn indien gepaste
maatregelen zijn genomen.
b) Indien het zaagblad klemt of het zagen om
een andere reden wordt onderbroken laat u
de AAN/UIT-schakelaar los en houdt u de
zaag in het materiaal rustig tot het zaagblad
helemaal tot stilstand is gekomen. Probeer
nooit de zaag uit het werkstuk te verwijderen
of naar achteren te trekken zolang het
zaagblad beweegt of er zich een terugstoot
kan voordoen. Ga de oorzaak van het
vastkomen van het zaagblad na en verhelp de
storing door gepaste maatregelen.
c) Als u een zaag die in het werkstuk is
vastgekomen wilt herstarten, centreert u het
zaagblad in de zaagspleet en vergewist u er
zich van dat de zaagtanden niet in het
werkstuk vastgeklemd zijn. Zit het zaagblad
vast kan het uit het werkstuk bewegen of een
terugstoot veroorzaken zodra de zaag wordt
herstart.
d) Ondersteun grote platen teneinde het gevaar
voor een terugstoot door een klemmend
zaagblad te verminderen. Grote platen kunnen
onder hun eigen gewicht doorbuigen. Platen
moeten aan weerskanten zowel in de buurt van
de zaagspleet als aan de rand worden
ondersteund.
e) Gebruik geen botte of beschadigde
zaagbladen. Zaagbladen met botte of fout
gerichte tanden veroorzaken door een te nauwe
zaagspleet een verhoogde wrijving, klemmen
van het zaagblad en terugstoot.
f) Haal de afstellingen voor snijdiepte en
snijhoek goed aan voordat u begint te zagen.
Als de afstellingen tijdens het zagen veranderen
kan het zaagblad vastkomen en kan er zich een
terugstoot voordoen.
g) Wees bijzonder voorzichtig als u invallend
zaagt in een verborgen zone, b.v. een
bestaande wand. Het invallend zaagblad kan bij
het zagen in verborgen voorwerpen blokkeren
en een terugstoot veroorzaken.
Veiligheidsinstructies voor zaagmachines met
pendelbeschermkap
a) Vergewis u er zich voor elk gebruik van dat
de onderste beschermkap naar behoren
sluit. Gebruik de zaag niet als de onderste
beschermkap niet vrij bewegelijk is en niet
onmiddellijk sluit. Zet of bind de onderste
beschermkap nooit in geopende positie vast.
Mocht de zaag onbedoeld op de grond vallen
kan de onderste beschermkap krom worden
gebogen. Open de beschermkap d.m.v. de
terugtrekhendel en zorg ervoor dat ze vrij
beweegt en bij alle snijhoeken en –dieptes noch
het zaagblad noch andere onderdelen raakt.
b) Controleer de werking van de veer voor de
onderste beschermkap. Laat de zaag voor
gebruik onderhouden indien de onderste
beschermkap en de veer niet naar behoren
werken. Beschadigde onderdelen, kleverige
resten of opeenhopingen van zaagsel laten de
onderste beschermkap vertraagd werken.
c) Open de onderste beschermkap met de hand
enkel bij speciale sneden zoals b.v. bij
invallend zagen en bij hoeksneden. Open de
onderste beschermkap d.m.v. de
To Next Page
Loading...
Need help?
General
