Instellingen programmeren
MENU-INSTELLINGEN
MENU 1.1.1, 1.1.2 - VERWARMING EN KOELING
Stel de temperatuur (met geïnstalleerde en
geactiveerde ruimtevoelers):
Verwarming
Instelbereik: 5 – 30 °C
Koeling (accessoire vereist)
Instelbereik: 5 – 35°C
De waarde in het display wordt weergegeven als tempera-
tuur in °C als de zone wordt geregeld via een ruimtesensor.
LET OP!
Een langzaam verwarmingssysteem, zoals bijvoor-
beeld vloerverwarming, is mogelijk niet geschikt
voor regeling met behulp van ruimtesensoren.
MENU 1.1.3 - VOCHTIGHEID
Instelbereik: 30 – 90%
Dit menu wordt weergegeven als het accessoire is geïnstal-
leerd en is geactiveerd in het menu 7.1.6.4 - "Begr. vochtigh.
in verwarm."
Hier stelt u de gewenste waarde in voor relatieve luchtvoch-
tigheid (RH).
MENU 1.3 - INSTELLINGEN RUIMTESENSOR
Hier verricht u uw instellingen voor ruimtesensoren en zones.
De ruimtesensoren zijn ingedeeld in zones.
Hier selecteert u de zone waartoe een sensor behoort. Het
is mogelijk meerdere ruimtesensoren aan te sluiten voor ie-
dere zone. Iedere ruimtesensor kan een unieke naam krijgen.
De regeling van verwarming en koeling wordt geactiveerd
door de betreffende optie aan te vinken. Welke opties worden
weergegeven, is afhankelijk van het geïnstalleerde type
sensor. Als de regeling niet wordt geactiveerd, is de sensor
de weergegeven sensor.
LET OP!
Een langzaam verwarmingssysteem, zoals bijvoor-
beeld vloerverwarming, is mogelijk niet geschikt
voor regeling met behulp van ruimtesensoren.
MENU 1.3.3 - INSTELLINGEN RUIMTESENSOR
Naam ruimtesensor
Voer een naam in voor de betreffende ruimtesensor.
Regeling ruimtesensor
Instelbereik: aan/uit
Hier selecteert u de zone waartoe een sensor behoort. Het
is mogelijk meerdere ruimtesensoren aan te sluiten voor ie-
dere zone. Iedere ruimtesensor kan een unieke naam krijgen.
De regeling van verwarming en koeling wordt geactiveerd
door de betreffende optie aan te vinken. Welke opties worden
weergegeven, is afhankelijk van het geïnstalleerde type
sensor. Als de regeling niet wordt geactiveerd, is de sensor
de weergegeven sensor.
LET OP!
Een langzaam verwarmingssysteem, zoals bijvoor-
beeld vloerverwarming, is mogelijk niet geschikt
voor regeling met behulp van ruimtesensoren.
MENU 1.3.4 - ZONES
Hier kunt u zones toevoegen en benoemen. U selecteert ook
het klimaatsysteem waaronder een zone valt.
MENU 5.4 – DRAADLOZE APPARATEN
In dit menu sluit u draadloze units aan en beheert u instellin-
gen voor aangesloten units.
Voeg de draadloze unit toe door te drukken op "Unit toevoe-
gen". Om een draadloze unit zo snel mogelijk te identificeren,
wordt geadviseerd om uw master unit eerst in de zoekstand
te zetten. Vervolgens zet u de draadloze unit in de identifi-
catiestand.
MENU 5.4.2 – BINNENSENSOR CDS-10
Naam eenheid
Voer een naam in voor de betreffende binnensensor.
Zone
Instelbereik: zone 1 - n
Unit verwijderen
Instelbereik: ja/nee
Naam eenheid: Hier geeft u CDS 10 een naam.
Zone: Hier kunt u de zone veranderen waartoe CDS 10 be-
hoort.
Unit verwijderen: Hier kunt u ervoor kiezen om de unit te
verwijderen.
CDS 10 | NL48