5
NL
Om de Regenmeter in te stellen:
1. Verwijder de schroeven en schuif de klep naar
boven.
2. Plaats de batterijen (2 x UM-3 / AA), zodat de
polariteit (+ / - ) klopt. Druk altijd op RESET nadat u
de batterijen vervangen heeft.
3. Verwijder de tape.
BASISSTATION OPSTELLEN
NB Plaats de batterijen eerst in de buitensensor en
daarna in het basisstation, lettend op de polariteit (+
en -).
1. Open het klepje van het batterijvak.
2. Plaats batterijen volgens de polariteit (+ / -).
3. Druk altijd op RESET wanneer u de batterijen
vervangen heeft.
4. Sluit het batterijvak.
NB
aangeraden alkalinebatterijen in dit product te gebruiken
voor langere prestaties.
NB Stel batterijen niet bloot aan overmatige hitte zoals
zon of vuur.
Het batterij-indicatoricoon kan in de volgende
schermvakken verschijnen:
VAK BETEKENIS
Weersverw-
achtingsvak
Batterij in het basisstation
raakt leeg.
Temperatuur- of
Vochtigheidsscherm
Het weergegeven kanaal
geeft aan van welke sensor
de batterij leeg raakt
Schermvak
Windsnelheid /
Windrichting /
Batterij in de windsensor
raakt leeg
Schermvak UVI /
Barometer
Batterij in de UV-/
regensensor raakt leeg
CONNECTIE CONTROLEREN
Voordat u buiten de sensoren instelt, controleert u of ze
kunnen communiceren met het basisstation.
WINDSENSOR
Druk op SELECT totdat het geselecteerde pictogram
bij de windsnelheid (speed) wordt weergegeven.
controleer of er iets verschijnt op het scherm van het
basisstation, bijv.
.
kijk of het pictogram in dezelfde richting meebeweegt
.
BUITENTEMPERATUUR- EN -
VOCHTIGHEIDSSENSOR
1. Druk op SELECT totdat het geselecteerde pictogram
bij de temperatuur wordt weergegeven.
2. Druk op
/ om kanaal 1 te selecteren en
controleer of er gegevens worden gemeten.
P/N: 300102839-00004-10 REV1
73/91