156
(Voorbeeld)
Procedure adres instellen
Aansluitschema bedrading
In geval van centrale besturing in een enkele aircolijn
Via procedure 1
In geval van centrale besturing via aircolijnen
Via procedure 2
7
ADRES INSTELLEN
Bij deze airconditioner is het noodzakelijk om de binneninstallatie in te stellen, voordt het systeem wordt ingeschakeld.
Installeer het adres via de volgende procedure.
LET OP
1. Stel het adres in na de bekabelingwerkzaamheden.
2. Schakel de stroom in in de volgorde binnenunit → buitenunit. Wanneer de stroom in omgekeerde volgorde wordt
ingeschakeld, wordt een controlecode [E19] (Error aantal masterunits) afgegeven. Wanneer een controlecode
wordt afgegeven, moet u de stroom opnieuw inschakelen.
3. Het vergt ongeveer 10 minuten (gewoonlijk ongeveer 5 minuten) om automatisch een adres voor 1 lijn in te
stellen.
4. Om een adres automatisch in te stellen, is instelling aan de buitenzijde noodzakelijk.
(Adresinstelling is niet mogelijk door alleen maar de stroom in te schakelen.)
5. Om een adres in te stellen is het niet noodzakelijk om de airconditioner te laten draaien.
6. Behalve automatische instelling is ook handmatige instelling mogelijk.
Automatische adressering : Instelling vanaf SW15 op de interface PC-kaart van de masterunit
Handmatige adressering : Instelling vanaf de bekabelde afstandsbediening.
* Het is tijdelijk noodzakelijk om de binnenunit in te stellen die aangesloten is op 1 : 1.
(In groepsbediening en indien zonder afstandsbediening)
Automatisch adres instellen
Zonder centrale bediening : via de adresseringsprocedure 1
Met centrale bediening : via de adresseringsprocedure 2
(Gebruik echter procedure 1, wanneer de centrale besturing wordt verricht via een enkele aircolijn.)
Buitenunit
Binnenunit Binnenunit
Afstandsbediening
Afstandsbediening
Afstandsbediening
Afstandsbediening
Centrale
afstandsbediening
Buitenunit
Binnenunit Binnenunit
Centrale
afstandsbediening
Buitenunit
Binnenunit Binnenunit
Buitenunit
Binnenunit Binnenunit
Centrale
afstandsbediening
SW04
SW01
1
SW05 SW15
D600 D601 D602 D603 D604
1 1
SW02 SW03
3
5
2 4
PC kaart van de masterunit
U1 U2
Voor interne
bekabeling
tussen
binnen en
buiten
U3 U4
Voor
bekabeling van
centraal
besturingssysteem
U5 U6
Besturingskabel
tussen
buitenunits
Procedure 1 voor adressering
Schakel de stroom van de binen-/buitenunits in.
(In volgorde binnen
→→
→→
→ buiten)
Na ongeveer 1 minuut controleert u of U. 1. L08 (U. 1. knippert)
wordt weergegeven in het 7-cijferige display op de interfacekaart
van de masterunit.
Druk op SW15 en start de set-up voor de automatische
adressering.
(Max. 10 minuten voor 1 lijn (gewoonlijk ongeveer 5 minuten))
Wanneer de telling Auto 1 → Auto 2 → Auto 3 wordt
weergegeven in het displaygedeelte en verandert van
U. 1. - - - (U. 1. knippert) in U. 1. - - - (U. 1. brandt) , dan is de
instelling afgelopen.
Wanneer er centrale besturing wordt gebruikt, wordt er een
verbindingsaansluiting tussen [U1U2] van de masterunit en de
[U3U4] aansluitingen aangesloten.