91
9. Meten
Om nauwkeurige meetwaarden te bepalen, moet de infrarood thermometer aan de omgevingstemperatuur aangepast
zijn. Laat het toestel bij verandering van standplaats aan de nieuwe omgevingstemperatuur wennen.
Langere IR-metingen van hoge temperaturen op een kleine meetafstand leiden tot het het opwarmen van de meettoe-
stellen en daarmee tot foutieve metingen. Om nauwkeurige meetwaarden te bereiken geldt de vuistregel: Hoe hoger
de temperatuur, hoe groter de meetafstand en hoe korter de meetduur moet zijn.
Glanzende oppervlakken vervalsen bij de IR-meting het meetresultaat. Ter compensatie kan het oppervlak van glan-
zende voorwerpen met kleefband of matzwarte verf afgedekt worden. Het toestel kan niet door transparante opper-
vlakken zoals b.v. glas meten. Het toestel zal in plaats daarvan de oppervlaktetemperatuur van het glas meten.
a) Schermsymbolen en waarden
Tijdens het meetbedrijf worden verschillende parameters en symbolen op het beeldscherm weergegeven. De
volgende opstelling verklaart hun betekenis:
IR-meetfunctie zonder camerabeeld Dauwpuntmeetfunctie
IR-meetfunctie met camerabeeld Video-opname loopt
Start-symbool
Meting wordt geactiveerd door op de
meetknop te drukken
Pauzesymbool
Meting wordt onderbroken door de
meetknop los te laten
Laagste alarmniveau geactiveerd (Low)
De laagste alarmwaarde werd onder-
schreden
Hoogste alarmniveau geactiveerd (High)
De hoogste alarmwaarde werd over-
schreden
Doellaser is geactiveerd
Duidt in het camerabereik het midden
van het beeld aan
Symbool voor intern geheugen Symbool voor SD-kaartgeheugen
Vooringestelde emissiegraad TK Temperatuur thermo-element ype K
AT Omgevingstemperatuur RH% Relatieve luchtvochtigheid
DP Dauwpunt WB Verdampingstemperatuur (WetBulb)
DIF Temperatuurverschil tussen Min en Max AVG
Gemiddelde temperatuur van de huidige
meting
MIN
Minimumtemperatuur van de huidige
meting
MIN
Maximumtemperatuur van de huidige
meting