32
5 Montage/Inbouw
5.1 Montage
– De pomp mag pas worden inge-
bouwd na het voltooien van alle
las- en soldeerwerkzaamheden,
en het eventueel noodzakelijke
spoelen van het leidingstelsel.
– De pomp op een goed toegan-
kelijke plaats monteren zodat ze
makkelijk kan worden getest
resp. gedemonteerd.
– Bij inbouw in serie met een open
installatie moet het veiligheids-
gedeelte voor de pomp vertakt
zijn (DIN 4751).
– Voor en achter de pomp moeten
afsluiters worden gemonteerd,
om een eventueel vervangen van
de pomp te vergemakkelijken.
Hierbij is de montage zo uit te
voeren, dat eventueel lekwater
niet op de regelmodule kan
druppelen: de bovenste afsluiter
zijdelings richten.
– De montage uitvoeren met hori-
zontaal liggende motor, en met
de spanning onderbroken. Voor
de inbouwpositie van de modu-
le: zie afbeelding 3. Andere
inbouwposities op aanvraag.
– De pijl op het pomphuis geeft de
stromingsrichting aan (afb. 4,
pos.1).
– Bij het vastschroeven van de
pomp in de leiding kan met een
NEDERLANDS
een nog grotere energiebe-
sparing).
f automatisch bedrijf „uit“,
regelbedrijf op de inge-
stelde gewenste waarde.
Fabrieksafstelling: automatisch be-
drijf „uit“, H = 2 m (E... / 1-3),
H = 3 m (E... / 1-5).
Indien de warmte-
of klimaatregeling
niet voldoende werkt (de warmte-
capaciteit te klein is), moet worden
nagegaan of het automatisch be-
drijf is ingeschakeld. Eventueel het
automatisch bedrijf uitschakelen.
Bedieningselementen aan de
voorzijde van de regelmodule:
– Instelknop voor de verschildruk-
gewenste waarde en het activer-
en/deactiveren van het automa-
tisch bedrijf:
– Instelling (afb. 1, pos. 2)
auto = Automatisch bedrijf
„Aan“
= Automatisch bedrijf
„Uit“
– Instelgebied (afb. 2):
E ... / 1 - 3: H
min
= 0,5 m,
H
max
= 3,0 m.
E ... / 1 - 5: H
min
= 1,0 m,
H
max
= 5,0 m.
4.2 Leveringsomvang
– komplete circulatiepomp voor
verwarming,
– Montage- en bedieningsvoor-
schriften.
OPGELET!