7
Veiligheidsvoorzieningen
Algemeen
ATTENTIE! De wegrijbeveiliging (optioneel) kan worden gebruikt voor het
aansturen van een alarminstallatie die een bepaalde functie in werking stelt
zolang het laadapparaat is ingeschakeld.
Voorbeeld: Een relais voorkomt dat de motor kan worden gestart terwijl de accu wordt
opgeladen.
Het schakelschema en informatie over de werking van de wegrijbeveiliging vindt u op de
sticker (15) (afb. 1).
Bij een veilige omgang biedt het laadapparaat bescherming tegen:
- vonkvorming bij het aanklemmen door spanningsvrije laadkabels,
- verkeerd polen en kortsluiting van de laadkabels alsmede
- thermische overbelasting van de lader
Laadkabel defect of onderbro-
ken
Laadkabel controleren en fout
verhelpen
Indicatie Toestand Oplossing
Indicatie „Laden“ (2) brandt
Laadkabels niet op accu aan-
gesloten
Laadkabel controleren en fout
verhelpen
Accu wordt geladen
-
Laadtijdoverschrijding hoofdla-
ding
zo nodig parallelverbruikers uitscha-
kelen
ingestelde ladingskarakteristiek
controleren
Accu controleren (kortsluiting cellen)
Apparaat controleren
Indicatie „Eind- / Naladen“ (3)
brandt
Laatste fase laadprogramma -
Indicatie „Onderhoudslading“ (4)
brandt
Vereffeningslading -
Indicatie „Storing“ (5) brandt Laadkabels verkeerd gepoold
aangesloten
Laadkabels goed gepoold aanklem-
men
Het woord „Storing“ (5) knippert
Indicaties Laden (2) Eind- /
Naladen (3) en Onderhoudsla-
ding (4) branden
Indicaties branden niet
Accu is aangesloten
Accu wordt niet geladen
Indicatie „Eind- / Naladen“ (3)
knippert
Vereffeningslading -
Stop-toets (6) ingedrukt - laa-
donderbreking (parameters
blijven opgeslagen)
met Stop-toet (6) het laden weer
activeren
De woorden „Eind- / naladen“ (3)
en „Storing“ (5) knipperen
Laadtijdoverschrijding bij eind-
lading
Treedt hoofdzakelijk bij oude accu’s op
zo nodig parallelverbruikers uitscha-
kelen
ingestelde ladingskarakteristiek
controleren
Apparaat controleren
zo nodig accu vervangen
Lader met het net verbinden
Beschrijving van
de indicaties
Optie
Wegrijbeveiliging