3.4 KEUZE VAN OPSTELLOCATIE
Als het apparaat meer dan 45° gekanteld is geweest, laat het dan minstens 12 uur rechtop staan
voordat u het in gebruik neemt.
• Plaats het apparaat op een stevige, horizontale ondergrond met
een vrije ruimte van minstens 50 cm rond het apparaat voor een goede
luchtcirculatie.
• Plaats het apparaat niet in de onmiddellijke nabijheid van muren,
gordijnen of andere voorwerpen die de luchtinlaat en -uitlaat kunnen
blokkeren. Zorg ervoor dat de luchtinlaat en -uitlaat vrij blijven van
obstructies.
• Installeer het apparaat nooit op plaatsen waar het in gevaar kan
komen wegens:
➢ warmtebronnen zoals radiatoren, boilers, kachels of andere producten
die warmte opwekken
➢ direct zonlicht
➢ mechanische trillingen of schokken
➢ overmatig stof
➢ onvoldoende luchtcirculatie, zoals bv. in een (boeken-)kast
➢ oneffen oppervlak
Waarschuwing
Het apparaat moet worden geïnstalleerd in een ruimte van voldoende grootte, zie technische
gegevens.
Het apparaat mag niet worden geïnstalleerd op een plaats waar ontvlambaar gas kan ontsnappen.
3.5 LUCHTUITLAATSLANG AANSLUITEN
De airconditioner moet over een afvoer naar buiten beschikken, zodat de lucht die uit het apparaat
komt en afvalwarmte en vocht bevat, uit de ruimte kan ontsnappen. Vervang of verleng de
uitlaatslang niet, aangezien dit het apparaat kan beschadigen.
Stap 1: Sluit de slangkoppeling aan op het ene uiteinde van de uitlaatslang.