4.2.2 BEDRIJFSMODUS
Het apparaat heeft 3 bedrijfsmodi: Koelen, drogen, ventileren.
A. RUIMTE KOELEN
• Om de temperatuur in uw ruimte te verlagen, kiest u de koelmodus.
• Druk meerdere malen op de MODE-toets, totdat de led voor de COOL-modus oplicht.
• Druk op de toets UP/DOWN om de op het scherm weergegeven temperatuur aan te passen.
De temperatuur kan worden ingesteld tussen 16 °C en 32 °C.
• Druk meerdere malen op de toets SPEED totdat de gewenste snelheidsindicator oplicht.
• Om de richting van de luchtstroom horizontaal te regelen, kunt u de interne ventilatielamellen
met de hand verstellen.
Opmerking: Het apparaat wordt uitgeschakeld wanneer de kamertemperatuur lager is dan de
geselecteerde temperatuur.
B. RUIMTE VENTILEREN
• Druk meerdere malen op de MODE-toets, totdat de led voor de FAN-modus oplicht.
• In de ventilatiemodus wordt de lucht in de ruimte wel gecirculeerd, maar niet gekoeld.
• Druk meerdere malen op de SPEED-toets om de gewenste ventilatorsnelheid te selecteren.
C. RUIMTE DROGEN
• Druk op de MODE-toets op het bedieningspaneel of de afstandsbediening. De led van de
modus DRY gaat branden. De snelheid van de ventilator niet worden ingesteld. De gebruiker
moet de slang aansluiten op de afvoeropening aan de onderkant van het apparaat.
Opmerking: In deze modus wordt de ventilatorsnelheid op een lage snelheid gezet en kan deze
niet worden aangepast.
D. SLEEP-modus (alleen met afstandsbediening)
De energiebesparende cq. slaapstand kan in de koelstand worden geactiveerd.
• Tijdens het koelen:
Na 1 uur wordt de ingestelde temperatuur met 1 °C verhoogd, een uur later weer met 1 °C.
4.2.3 TIMER-INSTELLING (1hour-24hours)
De timer kan op twee verschillende manieren worden bediend: