8
Nederlands
GEBRUIKSAANWIJZING
In het laadvak van de lader kan een radio met batterij of alleen de batterij worden 
geplaatst. Alvorens een radio met batterij te laden, de radio altijd eerst 
uitschakelen. Batterijen worden het beste geladen wanneer ze tijdens het laden op 
kamertemperatuur zijn.
1. Steek het uiteinde van de stroomkabel voor de lader in de 
wisselstroomaansluiting op de achterkant van de lader.
2. Steek de stekker aan het andere uiteinde van de stroomkabel in een geschikt 
stopcontact. Als de opstartprocedure goed verloopt, ziet u een ENKEL 
KNIPPEREND GROEN lampje op de laadindicator.
3. Plaats een batterij, of een radio met batterij (radio uitgeschakeld), als volgt in 
het laadvak van de lader:
a.  Richt de groef aan elke kant van de batterij uit op de opstaande rand aan 
beide zijden van het laadvak.
b.  Duw de batterij tegen de achterkant van het laadvak.
c.  Schuif de batterij in het laadvak, waarbij u erop moet letten dat de lader en 
de batterijcontacten goed contact maken.
Als de batterij goed in het laadvak is geplaatst, gaat de laadindicator branden om 
aan te geven dat de lader een batterij in het laadvak heeft geregistreerd. Raadpleeg 
tabel 3 op pagina 9 voor informatie over de betekenis van de laadlampjes.
OPMERKING
Met de adaptieve lader worden alleen de batterijen geladen die 
zijn goedgekeurd door Motorola, zoals vermeld in 
tabel 1 op 
pagina 5. Andere batterijen kunnen veelal niet worden geladen 
met de lader. 
 
De adaptieve lader heeft automatische functies en voorzieningen 
die verschillen van andere batterijladers. Let goed op de 
laadindicator om te controleren dat de lader in de gewenste/
verwachte gebruiksmodus werkt.
OPMERKING
Indien een van de batterij-adapters is vereist voor de lader (zie 
tabel 1), duwt u de batterijgeleider (in de achterkant binnen in het 
laadvak) naar achteren en schuift u de batterij-adapter in positie. 
Voer deze procedure in omgekeerde volgorde uit om de adapter 
te verwijderen.
6864121B18.book  Page 8  Thursday, October 9, 2014  11:35 PM